Archiefvormer | Commissie tot de Uitleg van de Stad Nijmegen |
---|---|
Andere namen | Commissie voor de Uitleg van de Stad Nijmegen |
Archief | 47 Commissie tot de Uitleg van de Stad Nijmegen |
Soort entiteit | Organisatie |
Type instelling | Overheid |
Rechtsvorm | overheid |
Datering | 1874-1890 |
Plaats | Nijmegen |
Algemene context | Bij de Wet van 18 April 1874 (Staatsblad 64) tot regeling en voltooiing van het Nederlandse vestingstelsel werd de stad Nijmegen als vesting opgeheven. Met uitzondering van enige forten in de buitenste verdedigingsgordel en enige bouwwerken in de stad die historische waarde hadden, waren de vestingwerken voor sloping aangewezen. De vestinggronden en militaire werken van Nijmegen waren door het Ministerie van Oorlog aan het Ministerie van Financiën overgedragen. Bij de Wet van 6 Augustus 1878 (Stsbl.109) werd goedkeuring verleend aan de onderhandse verkoop van de beschikbare vestinggronden aan de gemeente Nijmegen. In hetzelfde jaar begon de ontmanteling van de stad. Het Rijk had enige voormalige militaire terreinen gereserveerd, oorspronkelijk met het doel deze als militair terrein te blijven bestemmen. Dit waren voornamelijk de plaats van Mariënburg, het terrein tussen de Ziekerstraat en de Hertogstraat, het terrein aan de Oostzijde van de Oranjesingel en het terrein van het voormalig Fort Kijk in de Pot. Bij de voortzetting van de uitleg der stad vervielen deze gereserveerde terreinen omstreeks 1895 aan de Gemeente. Op de latere stedebouwkundige ontwikkeling van Nijmegen hebben deze gereserveerde militaire terreinen grote invloed gehad. Het algemeen plan van uitleg der stad was in 1877 opgemaakt door W.J. Brender à Brandis, stadsarchitect van Maastricht, die vanaf 1877 tot 1884 de technische werken van de ontmanteling en de uitleg der stad leidde. Als hoofdopzichter was vanaf 1878 tot 1899 W.C.A. Hofkamp aan de commissie verbonden. In het eerste plan bracht de architect L.A. (Bert) Brouwer uit 's-Gravenhage (hij vestigde zich nadien te Nijmegen) belangrijke veranderingen aan: zijn ontwerp werd weer in details door Brender à Brandis gewijzigd. Op 25 September 1878 vond de eerste aanbesteding plaats, die tengevolge van de inmiddels aangenomen veranderingen in het algemeen plan van uitleg ingetrokken werd. De definitieve aanbesteding van besteknr. 1 geschiedde op 21 December 1878: de laatste (besteknr. 38) in 1885. De ontmanteling van Nijmegen hield allereerst het slopen van de vestingwerken in. Van de vroegere hoofdwal en poorten bleven over de Kronenburgertoren en een deel van de walmuur in het Kronenburgerpark, een deel van de St. Stevenspoort, de Boddelpoort, de Belvédère en een deel van de wal in het Hunnerpark. De andere stadspoorten werden afgebroken. Nadien zijn ook de Boddelpoort en de St. Stevenspoort verdwenen. De oude haven en de St. Jacobsgracht, tussen de voormalige Hezelpoort en de Waal, werden eveneens in het kader van de ontmanteling gedempt. Het topografisch beeld van Nijmegen werd zeer ingrijpend gewijzigd. De uitleg van het nieuwe stadsdeel omvatte de aanleg van de Oranjesingel, het Keizer karelplein, de Nasssausingel, de Kronenburgersingel, het Kronenburgerpark, het Hunnerpark en de aansluiting van reeds bestaande wegen aan het Keizer Karelplein. De uitleg van de stad leidde eveneens tot een reeks bijkomstige werken, onder andere de aanleg van riolen, de verbetering van verschillende straten, de verhoging van de Waalkade, de watervrijmaking van de benedenstad, de afgraving van het St. Stevenskerkhof. In 1886 kon de uitleg van de stad als voltooid worden beschouwd: op 16 en 17 augustus van dat jaar werd dit feestelijk gevierd. Aan het driemanschap werd als huldeblijk de brug over de Voerweg aangeboden. |
Geschiedenis | In de raadsvergadering van 5 mei 1874 werd naar aanleiding van de kort daarvoor opgeheven vestingstatus van Nijmegen een commissie benoemd, bestaande uit wethouder W. Francken en de raadsleden H.L. Terwindt en Joh. H. Graadt van Roggen – ook wel het ‘Driemanschap’ genoemd. De commissie voerde onderhandelingen met het rijk over de eigendomsrechten van de stad op de vestinggronden. De door het rijk aangetrokken ’Ingenieur voor de ontmanteling der Vestingen’, F.W. van Gendt, ontwierp het plan op basis waarvan de besprekingen, die in 1878 uitmondden in een wet, gevoerd werden. Het plan van Van Gendt lag ook ten grondslag aan het ontwerp dat de Maastrichtse stadsarchitect W.J. Brender à Brandis op verzoek van de commissie het licht deed zien. Na een aantal belangrijke veranderingen, aangebracht door de Haagse architect L.A. (Bert) Brouwer, trad het plan in werking en werden de Oranjesingel, het Keizer Karelplein, de Nassausingel, de Kronenburgersingel, het Kronenburgerpark, het Hunnerpark en de aansluiting van bestaande wegen op het Keizer Karelplein werkelijkheid. De stadsuitbreiding leidde ook tot een reeks bijkomstige werken, zoals de aanleg van riolen, de verbetering van verschillende straten en de verhoging van de Waalkade. Op 13 december 1890 werd de commissie bij raadsbesluit opgeheven, nadat kort daarvoor haar voorzitter, mr. Francken, was overleden. Al in 1886 was de voltooiing van de stadsuitleg officieel gevierd. De werkzaamheden van de commissie werden nog geruime tijd voortgezet door Joh. H. Graadt van Roggen, die als wethouder belast bleef met zaken verband houdend met de uitbreiding van de stad. De gemeente Nijmegen stichtte in 1886 een voetgangersbrug met toegangshek naar ontwerp van de gemeentearchitect Jan [[Weve, J.J.|Jacob Weve]] als huldeblijk aan de leden van de commissie voor het verrichtte werk. De brug functioneert als toegangsbrug vanaf het Kelfkensbosch naar het Valkhof, en overbrugt daarbij de Voerweg die in een dal ligt tussen het Valkhof, Kelfkensbosch en Hunnerpark. |
Functies, beroepen of activiteiten | Het ‘Driemanschap’ moest de belangen van de stad met betrekking tot de spoorweg- en vestingaangelegenheden behartigen. Op 7 december 1878 besloot de gemeenteraad, op voorstel van W. Francken, de commissie uitsluitend mandaat te verlenen voor de uitleg van de stad, omdat de spoorwegbelangen ‘geene voortdurende zorg’ meer eisten en er al een commissie was die zich bezighield met de Nederlandsche Zuid-Ooster Spoorwegmaatschappij. |
Structuur of genealogie | De commissie bestond uit drie leden: wethouder W. Francken en de raadsleden H.L. Terwindt en Joh. H. Graadt van Roggen. Tot aan de voltooiing van de ontmanteling werden de commissieleden jaarlijks door de gemeenteraad herkozen. Volgens de ten dele bewaard gebleven notulen kwamen zij elke maandag bijeen. Soms was er meer dan één vergadering per week. |
Bron(nen) | J. Brabers (red.), Stadsgeschiedenis, geschiedenis van de oudste stad van Nederland, deel 3, negentiende en twintigste eeuw, Nijmegen 2005, p. 245-251. J.H. Graadt van Roggen, Ontmanteling en Uitleg der Stad Nijmegen (april 1874 tot juli 1907): hoofdzakelijk ontleend aan handschriftelijke aanteekeningen van wijlen den wethouder J.H. Graadt van Roggen, Nijmegen z.j. A. Delahaye, Voorlopige inventaris van het archief der Commissie tot de uitleg der stad: 1874-1890. Aangevuld met de stukken der Collectie Graadt van Roggen, Nijmegen 1955 |