Gezondheidscommissie (1867)


ArchiefvormerGezondheidscommissie (1867)
Andere namenGemeentelijke Gezondheidscommissie
Archief45 Gezondheidscommissie Nijmegen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
Datering1867-1903
PlaatsNijmegen
Opvolger(s)Gezondheidscommissie (1903)
Algemene context1) Voorgeschiedenis.

De Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht te Nijmegen, opgericht 7 September 1816, had als taak de zorg voor de volksgezondheid; door verschillende oorzaken echter is deze commissie in haar taakuitoefening te kort geschoten, men leze hierover het artikel van de hand van Drs. van de Velde, in het tijdschrift "Numaga", tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving, "De Gezondheidszorg te Nijmegen in de periode van 1816 - 1865, de werkzaamheid van de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht".

Door de inwerkingtreding op 1 November 1865, van de op 1 Juni 1865 tot stand gekomen wet, regelende het geneeskundig staatstoezicht, heeft de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht opgehouden te bestaan, op grond van het bepaalde in art. 27 van voornoemde wet.

Op 31 Oktober 1865 kwamen, in een buitengewone vergadering, de leden van de Plaatselijke Commissie voor de laatste maal bijeen, bevalen zich in elkanders vriendschap aan en gingen uiteen, na zich voorgenomen te hebben hun archief, en hun instrumenten, aan het gemeentebestuur te zullen afgeven.

Reeds lang voor het inwerkingtreden van de wet van 1865, tot stand gekomen op instigatie van de in 1849 opgerichte "Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst", waren geneesheren zowel als overheid (Thorbecke) tot het inzicht gekomen, dat een veel scherper wettelijk afgebakende gezondheidszorg tot stand diende te komen.

In 1856 neemt de Raad der Gemeente Nijmegen kennis van een circulaire van de Staatsraad - Commissaris des Konings ter mededeling van een missive van de Minister van Binnenlandse Zaken, waarin de wens wordt uitgedrukt tot het benoemen van Gezondheidscommissiën, die de Raad kunnen voorlichten in alles, wat de openbare gezondheidstoestand betreft.

In het aan de minister gezonden antwoord geeft de Raad een overzicht van zijn diligentie ten aanzien van de algemene gezondheidszorg in de stad Nijmegen. De Raad besluit zijn verslag met de verzekering, dat hij de gezondheidstoestand der ingezetenen steeds ter harte zal blijven nemen, en de daarstelling van een gezondheidscommissie een onderwerp van zijn overwegingen zal uitmaken, in geval de noodzakelijkheid zich daartoe zal voordoen, in overeenstemming met de huishoudelijke belangen der gemeente, binnen de kring zijner wettelijke bevoegdheid.

De Raad wijst in zijn overzicht op de door hem getroffen maatregelen in het belang van de gezondheid en openbare zedelijkheid, zoals de door hem aangenomen en vastgestelde politie- verordening van 28 September 1855, afgekondigd 2 April 1856, met name de zeven paragraphen van titel XII van deze verordening : "In het belang der Gezondheid en Openbare Zedelijkheid". Bovendien waren door de Raad vastgesteld, in 1853, een verordening tegen het ontstaan en de verspreiding der hondsdolheid, in 1854 een verordening op het bereiden, bakken en uitstallen van brood, en op 28 September 1855 bepalingen met betrekking tot de reinheid van straten, goten en pleinen (titel III van de hierboven vermelde politieverordening) en de reinheid van kaden en havens (titel VIII van genoemde verordening).

Ter uitvoering van het voorschrift van Art. 178 der Gemeentewet van 1851, zijn de titels van al de vorenmelde verordeningen, alsnog geldende, opgenomen in een door de Gemeenteraad, de 9de Mei 1856 vastgestelde verordening, die de 7e Augustus daaraanvolgende is afgekondigd. Toezicht op de naleving was opgedragen aan de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht.

Enige jaren later, de 11de November 1864, werd een Raadscommissie ingesteld, krachtens Art. 54 der Gemeentewet, om Burgemeester en Wethouders bij te staan in het toezicht op de gemeentewerken en bezittingen en: op het reinhouden van goten, straten, wegen en pleinen.
Het instellen van een gemeentelijke gezondheids-commissie werd in Nijmegen nauwelijks meer overwogen.

In 1866 brak in West-Europa en choleraëpidemie uit, die ook Nijmegen zwaar bezocht heeft. Nijmegen was voor deze ziekte als het ware "voorbeschikt", binnen de benauwende omsluiting van de vestingwallen leefden op een klein stadsareaal vele mensen in verpauperde omstandigheden; in deze ellendige situatie, met zijn "eigenaardige" woningtoestanden moest een zich juist tengevolge van insanitaire omstandigheden zeer snel verbreidende ziekte wel ernstige gevolgen hebben.

In de zomer van dit cholerajaar, op de 27ste Juni, toen de ziekte in de stad steeds meer slachtoffers maakte, kwamen veertien Nijmeegse ingezetenen bijeen om het nut van de oprichting van een cholera-commissie te bespreken.

Onder de veertien Nijmeegse ingezetenen, de "eersten" van de in 1866 op te richten cholera-commissie, bevond zich de bekende Nijmeegse Arts, Dr. A. Scholl van Egmond, die, als voorzitter, reeds deel uitgemaakt had van de in 1865 opgeheven Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht.

In deze bijeenkomst van 27 Juni kwam men tot het besluit, dat het doel van de op te richten commissie in de eerste plaats zou zijn het ontwikkelen van preventieve maatregelen tegen de cholera. De vergadering werd verdaagd naar de 29ste Juni. In deze vergadering, waren nu niet alleen aanwezig de genoemde veertien "eersten", maar nog vier anderen hadden zich bij hen gevoegd, onder wie twee vermaarde geneesheren, Dr. C. Noorduyn, evenals Dr. Scholl voormalig lid van de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht, en Dr. J. Berends. Tijdens deze vergadering, van de 29ste Juni 1866, werd de naam voor de nieuwe commissie gekozen, de "Gezondheids-Commissie", in feite een commissie ad-hoc in verband met het cholera-gevaar.
Ook werd besloten het aantal leden te stellen op 21.

In de eerstvolgende vergadering, de 3e Juli 1866, werd het werkprogramma vastgesteld; vier subcommissiën werden geformeerd voor de vier wijken der stad, wijk A, B, C en D, en de zetel voor een hoofdbureau bepaald. In deze vergadering nam men ook kennis van het schrijven van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, aan de nieuwe commissie gericht, naar aanleiding van de vorige vergadering, onder haar pas gekozen naam "Gezondheids-Commissie te Nijmegen", in welk schrijven B en W de nieuwe commissie hun fiat geven aan de doelstelling van de commissie.

Of de thans enigszins wonderlijk aandoende maatregelen ter bestrijding van de toen voortwoekerende besmetting, effectief zijn geweest, is niet met zekerheid vast te stellen, maar vrij onverwacht, nog in hetzelfde jaar 1866, verdween de ziekte uit de stad.
Geschiedenis2) De oprichting van de Gemeentelijke Gezondheids-Commissie te Nijmegen. 1867.

Op 19 Juli wordt door Burgemeester en Wethouders van Nijmegen een lijst van aanbeveling, ten getale van 7 leden, tot samenstelling der Gezondheids-Commissie voor de gemeente Nijmegen aan de Raad voorgelegd, in opdracht van de Raad.

De gemeentelijke gezondheidscommissie heeft gefungeerd van 19 Juli 1867 tot 1 December 1903.

Tijdens de ambtsperiode van de Gezondheids-Commissie zijn belangrijke wetten tot stand gekomen, beide wetten van landelijke strekking, die een grote invloed op de stad Nijmegen gehad hebben, te weten de Vestingwet van 1874 en de Gezondheidswet van 1901. Ingevolge Art. 4 van de Vestingwet kon aan het vurig verlangen van het Nijmeegs gemeentebestuur gevolg worden gegeven: de slechting van de vestingwallen; men toog geestdriftig aan het slopen, en met niets ontziende rigoreusiteit werden niet alleen de vestingwallen, maar ook de stadspoorten aangepakt, de poorten waren snel verdwenen, maar de wallen boden taaier weerstand, het nam meer tijd in beslag, en kostte meer geld dan was voorzien. Hierdoor ontsnapten twee vrij grote fragmenten van de vestingswallen aan de algemenen destructie. Zij zijn thans, tezamen met de "Kruittoren" een sieraad voor de stad, zowel door de fraaie restauratie, als door de prachtige paraanleg eromheen.

In de 70er jaren van de vorige eeuw was de omwalling van de stad oorzaak van diep economisch en sociaal verval, doordat de ommuring en de daar buiten omheen gelegen veiligheidszone elke mogelijkheid tot vestiging van industrie in de stad blokkeerde.

Tengevolge hiervan waren de woningtoestanden en de hygiënische voorwaarden waaronder geleefd moest worden, buitengewoon slecht. De weerslag hiervan is, althans in het archief van de gezondheidscommissie, niet gemakkelijk meer na te gaan. Afgezien van de notulendelen is vóór 1890 het enige stuk de verordening van 7 Juni 1867, regelende de samenstelling en de werkkring van de commissie. Jaarverslagen ontbreken tot 1890.

De tweede belangrijke wet, welke tot stand kwam tijdens de ambtsperiode van de gemeentelijke gezondheidscommissie was de Gezondheidswet van 21 Juni 1901. Deze wet zou het heengaan bewerkstelligen van de gemeentelijke gezondheidscommissie te Nijmegen.
Functies, beroepen of activiteitenUit de kwaliteiten van de leden der Commissie is af te leiden, welke taak de Commissie wordt opgedragen, nl. een geneesheer: melding van en registratie van besmettelijke ziekten, bestudering van de oorzaken van het hoge kindersterftecijfer in de stad Nijmegen; een scheikundige: toezicht op de hoedanigheid van voedings- en genotmiddelen, als water, melk, limonade (toepassing van kleurstoffen daarin, zoetmiddelen); een bouwkundige: woningtechnische kwesties; een rechtsgeleerde: juridische verwikkelingen met betrekking tot geconstateerde gebreken en overtredingen.
Bron(nen)Raadsignaat 1856, fol. 95 verso, en 96 recto
Raadsignaat 1856, Bijlage No. 34
De zeven paragraphen van titel XII van de politieverordening van 28 September 1855, als volgt samengevat:
1: betreft de beoefening der genees-, verlos-, en artsenijmengkunde binnen de gemeente Nijmegen
2: bevat voorzieningen, sterkkende om de verspreiding van de natuurlijke kinderziekten tegen te gaan
3: schrijft voorzieningen voor betreffende de openlijke huizen en vrouwen van ontucht
4: bevat bepalingen op het keuren van levend vee, dat binnen de gemeente ingevoerd of ter markt gebracht wordt, om in de gemeente geslacht te worden; evenals op het keuren van vlees en spek, dat binnen de gemeente ten verkoop aangeboden of rondgevent wordt
5: regelt het beheer der vismarkt en het keuren van vis
6: bevat voorschriften omtrent het afdoen en begraven van paarden en ander vee
7: betreft het ledigen der heimelijke gemakken
Deze korte samenvatting bevindt zich in het Raadsignaat 1856, Bijlage No. 34
Gemeente-archief 1860 - 1870, inv. No. 150
Gemeente-archief 1851 - 1860, inv. No. 357