Nijmeegs Studentendispuut De Kabeljauwschen


ArchiefvormerNijmeegs Studentendispuut De Kabeljauwschen
Andere namenDe Kabeljauwschen
Archief326 Nijmeegs Studentendispuut De Kabeljauwschen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingParticulier
RechtsvormDispuut
Datering1949
PlaatsNijmegen
Algemene contextNijmeegsch Studenten Corps, Sociëteit Roland, Tweede Vaticaans Concilie, studentenvakbeweging en SVB, Unie van Studenten in Nijmegen,
leden hadden zitting in drie elkaar opvolgende besturen, in de drie grondraadfracties N.S.A., P.S.O. en S.V.B. (waaronder twee gelijktijdige fractieleiders!), in de redacties van het "Nijmeegse Universiteitsblad" en het studentenblad "Vox Carolina" en in het bestuur van "Politeia!
GeschiedenisKorte geschiedenis van het dispuut

Op 6 februari 1947 werd de vriendenkring "De Kabeljauwschen" opgericht als onderafdeling van het traditionele Nijmeegsch Studenten Corps "Carolus Magnus". De naam was gekozen als alternatief voor het dispuut "H.O.E.K.", het oudste en eerste kroegdispuut, de representant bij uitstek van de bestaande levenssfeer.
De oprichters zochten duidelijk naar een nieuwe, vooral maatschappelijk gerichte oriëntatie. Dit bleek vooral uit de doelstellingen, geformuleerd in de statuten: "1. Het doel van het Nijmeegsch Studenten Corps en Sociëteit Roland verwezenlijken, 2. Het aankweken van vriendschap, 3. De leden te maken tot bewuste katholieke intellectuelen, 4. De leden te brengen tot daadwerkelijke interesse voor maatschappelijke problemen." 1) Op 19 maart 1947 werd zij door de Senaat van het Nijmeegsch Studenten Corps als vriendenkring, op 22 maart 1949 als dispuut erkend. Deze laatste datum geldt ook als het uitgangspunt van de viering van lustra.
Naar buiten toe trad het dispuut officieel op in conformiteit met de uiteindelijke driëntwintig andere disputen van de sociëteit "Roland". De statuten voorzagen in een jaarlijks uit de leden te verkiezen bestuur, dat ondeling de functies heeft van praeses, abactis en quaestor verdeelde: de praeses zat de dispuutsvergaderingen voor en vertegenwoordigde het dispuut in rechte; de abactis fungeerde als secretaris en bewaarder der attributen; de quaestor was verantwoordelijk voor het financiële beheer. In lustrumjaren werd tevens een vice-praeses benoemd, die het bestuur voor deze bijzondere gelegenheden moest bijstaan. Het dispuut verzekerde zich van zijn voortbestaan door de jaarlijkse ledenwerving tijdens de groentijd in de sociëteit "Roland", waarin in een door de mores geregelde "fleurtijd" was voorzien
Het dispuut profileerde zich vooral door de bewuste toepassing van de artikelen 3 en 4 van de in de statuten omschreven doelstelling, al wisselde de interpretatie met de loop der jaren.
De statuten schreven een verplicht lidmaatschap van "minstens een culturele, sociale of sportafdeling van het Nijmeegsch Studenten Corps" voor: in de praktijk bleek dit, naast lidmaatschappen van de studentenroeivereniging "Phocas"(in 1963 behaalde het dispuutslid H.A.J. Koekenbier voor het eerst in de geschiedenis van "Phocas" een overwinning op internationaal veld in Duisburg) vooral een oriëntatie op faculteitsverenigingen in te houden. Veel dispuutsleden zijn hierin bestuurslid geweest.
Het ledenbestand werd, vooral in de eerste lustra, gedomineerd door studenten in de faculteit der letteren. Als gevolg hiervan bestond er een sterke drang naar onderlinge culturele vorming
Binnen het dispuut werden lezingen gehouden, soms door leden, soms na interne voorbereiding, door genodigden. Niet zelden gaven de voordrachten blijk van een oriëntatie op wijsgerig en theologisch terrein als nevenactiviteit naast de studie. De eerste dispuutsleden onderhielden ook nauwe contacten met de St. Vincentiusvereniging
In 1963 werd de sociëteit "Roland" losgekoppeld van het Nijmeegsch Studenten Corps; al bleef de Senaat regulerend optreden over het studentenleven als zodanig, met de interne organisatie van de Sociëteit had hij geen bemoeienis meer. Er begon een onderscheid te ontstaan tussen het "corpsleven" in de faculteitsverenigingen en het sterker traditioneel gerichte sociëtsleven. Vooral het eerste accentueerde de geaardheid van het dispuut, totdat de lichting van het jaar 1956 zich daadwekelijk met het beleid van de sociëteit inliet en twee achtereenvolgende bestuursleden leverde

Het optreden van deze groep viel samen met het streven van de sociëteit om uit te groeien tot een zelfstandige traditionele studentenvereniging naar model van een neutraal studentencorps en het Nijmeegsch Studenten Corps als overkoepelende organisatie op te heffen. Men voelde zich verwant met een brede beweging binnen de Sociëteit, die wenste dat het bestuur zelf niet alleen de handhaving van de levenstijl, maar ook een zelfstandige culturele en maatschappelijke oriëntatie onder de leden gerandeerde. De leden van het dispuut leverden hun eigen bijdrage door propagande voor onderzoek naar de grondslagen van het tradiotionele studentenleven. 2) Konsekwent bleef het dispuut, ook nadat een poging tot opheffing van het Corps door het sociëteitsbestuur in 1959 mislukte, tegen het bestaan van dit overkoepelend lichaam verzet voeren. In 1962 nam het een initiatief tot de oprichting van een sociëteitsbibliotheek, dat bronnenmateriaal voor de geschiedenis van het tradiotionele studentenleven zou bevatten. Bij zijn lustrumviering in 1963 propageerde het door de presentatie van een eigen dispuutskwartet de vorming van een societeitskamermuziekgezeschap

In 1960 werd intern een Paulusgroep opgericht, die in twee jaar twee exegesen van brieven van deze apostel samenstelde. Deze op originele bronnen gebasseerde lekenarbeid valt samen met de door het Tweede Vaticaanse Concilie gestimuleerde theologische richting, die twintig jaar later aan felle aanvallen van de Vaticaanse curie zou worden blootgesteld. Het dispuut zou echter een radicalere heroriëntatie ondergaan. 3)
In 1963 werd de studentenvakbeweging opgericht; het dispuutslid J.A.A. Bervoets probeerde als lid van deze organisatie het studensyndicalisme met het tradioneel studentenleven te verzoenen. 4) De sociëteit was echter als zodanig partij in het Corpsparlement, dat tevens als grondraad diende te fungeren en Bervoets dreigde door zijn vrije keuze in conflict te reaken met het sociëteitsbestuur. Omdat dit door het gehele dispuut als strijdig met de studententraditie werd beschouwd, ondersteunde het in zijn totaliteit Bervoets' initiatief tot de vrije Studentenpartij van 1965 en de daaruit voortkomende corpshervorming. Tijdens het ontstaan van de Unie van Studenten in Nijmegen als gedemocratiseerde grondraad volgens een parlementaire structuur (1965-1967) nam het dispuut "Nolens volens" een sleutelpositie in: leden hadden zitting in drie elkaar opvolgende besturen, in de drie grondraadfracties N.S.A., P.S.O. en S.V.B. (waaronder twee gelijktijdige fractieleiders!), in de redacties van het "Nijmeegse Universiteitsblad" en het studentenblad "Vox Carolina" en in het bestuur van "Politeia!" Dit leide tot een geleidelijke desintegratie van het dispuut, dat in zijn interne propaganda konsekwent weigerde een nieuw regentendom te vestigen
De verkrijging van een dispuutshuis versterkte de onderlinge band van de leden, maar de generatie van 1965 en later voelde geen affectie meer met de sociëteit. Uiteindelijk ging het dispuut de geschiedenis in als "een bakermat van SVB-ers en andere activisten". 5)
Vanaf 1965 werd bewust niet meer aan fleurtijden van de cociëteit deelgenomen, terwijl in 1969 in het kader van het vierde lustrum de uiteindelijke laatste officieële bijeenkomst werd gehouden. Sedertdien zijn alle leden van het dispuut zich als reunist gaan beschouwen. Tot de opheffing is het nimmer gekomen, gezien de zich steeds herhalende initiatieven tot het houden van reünieën

1) Een volledige tekst van de statuten bevindt zich in inventarisnummer 42
2) De weerslag van deze inbreng kan men vinden in de lezingen binnen het dispuut (inventarisnummer 7) en in de inventarisnummers 69 en 71
3) Zie inventarisnummer 70
4) Een nadere uiteenzetting van deze situatie vindt men in: J.A.A. Bervoets, "Een engagement", bijdrage in "Moet dit een wereldbeeld verbeelden", een verzamelbundel gewijd aan de overleden dichter Pe Hawinkels. S.U.N.-uitgave Nijmegen 1979
5) Aldus Jaques Jansen en Paul Voestermans, "De vergruisde universiteit, een cultuurpsychologisch onderzoek naar... ontwikkelingen in de Nijmeegse studentenwereld Disserstatie Nijmegen 1978 pag. 161
Functies, beroepen of activiteitendoelstellingen, geformuleerd in de statuten: "1. Het doel van het Nijmeegsch Studenten Corps en Sociëteit Roland verwezenlijken, 2. Het aankweken van vriendschap, 3. De leden te maken tot bewuste katholieke intellectuelen, 4. De leden te brengen tot daadwerkelijke interesse voor maatschappelijke problemen."