Canisius College (1900)


ArchiefvormerCanisius College (1900)
Andere namenSt. Canisius-College
Archief1050 Canisius College Nijmegen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingParticulier
Datering1900-1968
PlaatsNijmegen
Nijmegen, Berg en Dalseweg 45
Nijmegen, Berg en Dalseweg 81
Opvolger(s)RK Gymnasium Canisius College en RK Scholengemeenschap Canisius College voor atheneum en havo
RK Scholengemeenschap Canisius College - Mater Dei
Algemene contextIn 1851 namen de Jezuïeten het voormalige Dominicanenklooster aan de Oude Markt 1 te Sittard in gebruik en stichtten er het Aloysiuscollege of Gymnasium St. Louis voor jongens. In 1900 verhuisde het gymnasium naar Nijmegen, waarna Duitse Jezuïten zich in het complex vestigden. Bij de verhuizing naar Nijmegen werd de naam St. Aloysius College veranderd in Canisius College, naar de in Nijmegen geboren Petrus Canisius, de eerste Nederlandse jezuïet en theoloog.
GeschiedenisOp 17 september 1900 opende het Canisius College aan de Berg en Dalseweg zijn deuren (Starink, p. 12). Het nieuwe school- en internaatsgebouw in Hollandse neorenaissance stijl was in opdracht van de paters jezuïeten ontworpen door architect N. Molenaar. Het Canisius College was van meet af aan een door de overheid erkende onderwijsinstelling (Derks, p. 13). De school begon in Nijmegen met 193 internen en 28 externen (Starink, p. 12). De internen waren voornamelijk afkomstig uit de katholieke bovenlaag. De externen, veelal uit Nijmegen en omgeving, kwamen voor een deel ook uit middenstandsmilieus. Veruit de meeste docenten waren paters jezuïeten. De school groeide gestaag. In 1930 werd een nieuwe vleugel aan het gebouw toegevoegd (Tromp, p. 25).
In 1942 werd de school op last van de Duitsers ontruimd. De paters verspreidden zich over de stad, de kostschooljongens gingen naar ‘pleeggezinnnen’, de leerlingen kregen onderwijs in de gebouwen van het Stedelijk Gymnasium en de gemeentelijke hbs-B. Na de bevrijding van de stad in september 1944 keerde iedereen weer terug naar de Berg en Dalseweg (Starink, p. 112).
De Mammoetwet, in 1963 door het parlement aangenomen, maakte een einde aan het gescheiden onderwijs voor jongens en meisjes. Als gevolg hiervan kwam een onderwijskundige samenwerking op gang tussen het Canisius College en het in 1925 door de Ursulinen van de Romeinse Unie opgerichte RK Meisjeslyceum Mater Dei aan de Berg en Dalseweg. In 1968 droegen de Ursulinen van de Romeinse Unie het beheer van Mater Dei over aan de Sint Willebrordusstichting te Den Haag, het schoolbestuur van het Canisius College. Als eerste stap op weg naar een volledige fusie ontstond in hetzelfde jaar het RK Gymnasium Canisius College - Mater Dei en de RK Scholengemeenschap Canisius College voor atheneum en havo (Tromp, p. 26-27).
Functies, beroepen of activiteitenHet Canisius College diende een bijdrage te leveren aan de vorming van een katholieke intelligentsia in Nederland. Hoogopgeleide katholieken waren aan het begin van de twintigste eeuw nog steeds ondervertegenwoordigd in de Nederlandse samenleving. De jongens werden voorbereid op leidende posities in de samenleving. De intellectuele vorming van de leerlingen stond dan ook centraal.
Het Canisius College, een van de zes in Nederland gestichte jezuïetencolleges, vormde een wereld op zich waar behalve aan onderwijs veel aandacht werd besteed aan godsdienstige en culturele vorming. Muziek en toneel, maar ook sport en spel werden belangrijk geacht. De school beschikte over een eigen sterrenwacht, een etnologisch, archeologisch en natuurhistorisch museum en een muziekbibliotheek (Gedenkboek, p. 72-89 en 102-112).
Structuur of genealogieDe Sint Willebrordusstichting vormde het schoolbestuur (Tromp, p. 23). De leiding van het Canisius College berustte bij de rector. Paters jezuïeten verzorgden grotendeels het onderwijs. Leerlingen konden kiezen uit een zesjarig gymnasium, een vijfjarige hogere burgerschool (hbs (A en B)) en een driejarige handelsschool, die in 1924 verder ging als hbs-A (Derks, p. 35). Tot 1926 was er een voorbereidende klas voor leerlingen die nog niet klaar waren voor het middelbaar onderwijs.
Het internaat en het externaat waren streng van elkaar gescheiden. Aan het hoofd van elk stond de prefect, bijgestaan door surveillanten (scholastieken of priesterstudenten). De internaatsjongens waren verdeeld in groepen, die elk een eigen decaan hadden. Na de Tweede Wereldoorlog werden zij verdeeld over drie 'cours' (afdelingen), ingedeeld naar leeftijd: de kleine cour voor jongens van 12 en 13 jaar, de middencour voor jongens van 14 tot en met 16 jaar en de grote cour voor jongens van 17 jaar en ouder (Starink, p. 84).
Bron(nen)Archief van het Canisius College, 1900-1968;
Ons College-jaarboek, uitgave van het Canisius-College Nijmegen 1915-1964;
S. Cuppens e.a., Canisiuscollege 1900-1975: Mater Dei 1925-1975, Nijmegen 1975;
K.J. Derks, Gedenkboek St. Canisius-College 1900-1950, Nijmegen 1950;
J. Starink, H. Kuipers en W. Tromp, Hoe wij slaagden: een reconstructie van het leven op het Sint Canisius College te Nijmegen tussen 1900 en 1950, Nijmegen 1982;
W. Tromp (red.), Meer dan het geweest is: 100 jaar met Canisius College, Mater Dei, Canisius Mavo, Pius XII Mavo, Poels-Roncalli, De Kronenburg, Micha�l Mavo en hun voorgangers, Nijmegen 2000.