Archiefvormer | Latijnse School |
---|---|
Andere namen | Apostolische school |
Archief | 148 Latijnse School |
Soort entiteit | Organisatie |
Type instelling | Overheid |
Datering | 1310-1842 |
Plaats | Nijmegen, St. Stevenskerkhof D699 (1382 - 1842 (1881)) |
Opvolger(s) | Curatoren van het Stedelijk Gymnasium Nijmegen |
Geschiedenis | De Latijnse School vond zijn oorsprong in een parochieschool van de St. Stevenskerk. Daarvan was al sprake in 1310. Deze school werd gefinancierd door de Keulse Apostelkerk en werd daarom de ‘Apostolische school’ genoemd. Tenminste vanaf 1382 was de school met zekerheid gevestigd op de zuidoosthoek van het St. Stevenskerkhof. De parochieschool kwam eind veertiende eeuw in handen van het Nijmeegse stadsbestuur, omdat de burgers zich zorgen maakten over de kwaliteit van het onderwijs. De leerlingen waren destijds vooral bezig met de klassieke talen, die zij leerden aan de hand van Griekse en Romeinse schrijvers. Verder werd de leerlingen geleerd hoe zij zich goed moesten gedragen. Bij ongewenst gedrag binnen of buiten de school, zoals ongehoorzaamheid of dronkenschap, waren lijfstraffen niet ongewoon. De school bood een goede basis voor een opleiding tot priester of een universitaire studie. In 1544/5 verrees op dezelfde plaats een geheel nieuw gebouw naar ontwerp van Herman van Herengrave. De twaalf apostelbeelden aan de gevel herinneren aan het verleden als parochieschool. De Latijnse School was vrijwel uitsluitend toegankelijk voor jongens uit gegoede families. Het onderwijs was gratis voor jongens die in het kerkkoor van de St. Steven zongen, en voor zonen van Nijmeegse burgers goedkoper dan voor andere inwoners. Voor de meeste jongens bleef het voortgezet onderwijs lange tijd ontoegankelijk. Pas in 1850 kwam er een Ambachtsschool. De Latijnse School veranderde in 1842 in het Stedelijk Gymnasium. Het gymnasium bleef aan het St. Stevenskerkhof gevestigd tot de verhuizing naar de Kronenburgersingel in 1881. |
Functies, beroepen of activiteiten | Het geven van voortgezet onderwijs aan leerlingen. |
Structuur of genealogie | Eind achttiende eeuw kende de school een rector, een conrector, twee praeceptoren en onder andere een schrijfmeester en een zangmeester. Vijf leden van het stadsbestuur waren tot curatoren van de school benoemd. De school was verdeeld in vijf klassen. In 1816 bestond het personeel uit een rector, een conrector en een praeceptor (een leraar klassieke talen), waaraan na enkele jaren een leraar wiskunde werd toegevoegd. Na 1824 kwam er een leraar levende (moderne) talen bij. De wiskundeleraar ging wis- en natuurkunde geven en er kwam een leraar Hebreeuws, die overigens een aanstelling kreeg zonder dat daar een betaling uit de stadskas tegenover stond. Naast dit onderwijzend personeel had de school nog een claviger (conciërge) in dienst. |
Bron(nen) | Betouw, J. in de, Quartierlyke academie en apostolische of Latynsche school te Nymegen, z.j. Camps, R. e.a., De 20 dagen van Nijmegen, Nijmegen, 2005. Gorissen, F., Stede-atlas van Nijmegen, Arnhem, 1956. Gruppelaar, L., Lokaal bestuur en stedelijke overheid te Nijmegen, 1816-1851, Gemeentearchief Nijmegen, Nijmegen, 1994. Raadssignaten, 1816, f. 199 v. |