Gemeente Ubbergen


ArchiefvormerGemeente Ubbergen
Andere namenSchoutambt Ubbergen (1818-1825)
Archief747 Gemeente Ubbergen
1663 Bouwarchief van de gemeente Ubbergen
1725 Collectie kaarten en plattegronden gemeente Ubbergen
1779 Gemeente Ubbergen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
RechtsvormGemeente
Datering1818-2014
PlaatsBeek, gem. Berg en Dal (1818-1868)
Beek, gem. Berg en Dal, Rijksstraatweg 139 (1868-2014)
Voorganger(s)Gemeente Beek en Ubbergen
Gemeente Ooij en Persingen
Opvolger(s)Gemeente Berg en Dal
Algemene contextVoor de organisatie van het gemeentebestuur werden na het vertrek van de Fransen in 1814 reglementen opgesteld, waarbij een scherp onderscheid werd gemaakt tussen stad en platteland. Voor de plattelandsgemeenten (tussen 1818 en 1825 schoutambten genoemd) rondom Nijmegen trad per 1 januari 1818 een Gelders reglement in werking, in 1825 door een nieuw reglement vervangen. Deze reglementen voorzagen in een gemeenteraad en een college. Het college werd gevormd door de burgemeester (tussen 1818 en 1825 schout genoemd) en één of meer assessoren. De burgemeester werd door de koning benoemd, de gemeenteraad door de gedeputeerde staten en de assessoren vóór 1825 door de gedeputeerde staten en daarna door de gouverneur. De Gelderse plattelandsgemeenten onderhielden geen rechtstreeks contact met het provinciaal bestuur, maar deden dit via een bestuurlijke tussenlaag: zeventien hoofdschoutambten, die na 1825 geleidelijk werden vervangen door vijf districten.
De Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 maakten een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. Iedere gemeente kreeg drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Hiervan was de gemeenteraad het belangrijkste orgaan, waaraan alle bevoegdheden met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding van de gemeente toekwam die niet wettelijk aan één van de beide andere bestuursorganen waren opgedragen. De raadsleden werden voortaan direct gekozen door stembevoegde inwoners, de gemeenteraad koos uit zijn midden de wethouders en de burgemeester werd benoemd door de koning. Alle heerlijke rechten met betrekking tot voordracht van functionarissen vervielen en de districten werden, per 1 januari 1850, afgeschaft. Verder schreef de Gemeentewet iedere gemeente een gemeentesecretaris voor, de hoogste gemeentelijke ambtenaar, die als taak had de drie bestuursorganen te ondersteunen.
Voor de bestuurlijke verhoudingen was de voornaamste ontwikkeling dat het kiesrecht gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw voor een steeds grotere groep inwoners werd opengesteld, totdat in 1917 het algemeen kiesrecht voor mannen werd ingevoerd en in 1919 ook voor vrouwen. In 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd de Gemeentewet bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied tijdelijk opgeschort; per 1 september van dat jaar werden alle gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers. De oude bestuurlijke verhoudingen werden pas in het najaar van 1945 hersteld. Na de Tweede Wereldoorlog zette zich een tendens door waarin steeds meer taken van het plaatselijk bestuur op een intergemeentelijk niveau werden geregeld via gemeenschappelijke regelingen tussen (buur)gemeenten. Om het gemeentelijk bestuur efficiënter te maken drongen het Rijk en de provincie aan op het samengaan van gemeenten. In 2015 vond er een gemeentelijk herindeling plaats in het gebied ten oosten van Nijmegen.
In essentie handhaaft de Gemeentewet van 1851, die het gemeentebestuur in handen legde van drie bestuursorganen (de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester), zich tot op de dag van vandaag. In 1992 is weliswaar een nieuwe Gemeentewet opgesteld, die in 1994 is doorgevoerd, maar deze is nog grotendeels op de oude geënt. De belangrijkste wijziging vond plaats in 2002, met de doorvoering van de Dualiseringswet, die beoogde raad en college strikter van elkaar te scheiden, onder andere door de gemeentesecretaris te vervangen door een griffier ter ondersteuning van de raad en een secretaris ter ondersteuning van het college. De hoop was dat op deze manier het gemeentebestuur meer het aanzien kreeg van het landsbestuur met een controlerend parlement (de gemeenteraad) en een uitvoerend kabinet van ministers (het college van burgemeester en wethouders). Volledige dualisering werd overigens niet bereikt: zo is de burgemeester, volgens de Grondwet, de voorzitter van de gemeenteraad, hoewel hij geen raadslid mag zijn.
GeschiedenisDe gemeente Ubbergen werd in 1818 gevormd uit de gemeente Beek en Ubbergen, de gemeente Ooij en Persingen en twee dorpen, Kekerdom en Leuth, die in 1817 aan Nederland waren afgestaan door Pruisen. De gemeente behoorde tussen 1818 en 1850 achtereenvolgens tot het hoofdschoutambt Rijk van Nijmegen en het district Nijmegen. Het aantal inwoners bedroeg 9.404 in 2014. Op 1 januari 2015 fuseerde de gemeente met de gemeenten Groesbeek en Millingen aan de Rijn tot de gemeente Berg en Dal.
Functies, beroepen of activiteitenDe gemeente vervulde taken op het gebied van armenzorg, beheer van gemene middelen, belastinginning, bevolkingsregistratie, brandweer, burgerlijke stand, gezondheidszorg, jeugdzorg, milieubescherming, onderwijs, openbare orde, ruimtelijke ordening, sociale werkvoorziening, vuilophaal, welzijn. Zij voerde deze taken uit binnen het kader dat zij zelf stelde en dat van landelijk wet- en regelgeving. Een deel van deze taken voerde zij in samenwerking met buurgemeenten uit.