Geërfdenorganisatie Drutense Uiterwaarden, vanaf 1838 buitenpolder de Drutense Uiterwaardenpolder


ArchiefvormerGeërfdenorganisatie Drutense Uiterwaarden, vanaf 1838 buitenpolder de Drutense Uiterwaardenpolder
Andere namenDrutensche Uiterwaardenpolder
Archief399 Geërfdenorganisatie Drutense Uiterwaarden, vanaf 1838 buitenpolder de Drutense Uiterwaardenpolder
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
RechtsvormOverheidsorganisatie
Datering1816-1958
PlaatsDruten
Opvolger(s)Polderdistrict Rijk van Nijmegen en Maas en Waal
GeschiedenisUiterwaardenpolders, zoals die van Druten, waren kleine polders met een beperkte taak. Meestal werden deze polders gevormd door een uiterwaard, die door een kade tegen het rivierwater werd beschermd. Het bestuur werd gevormd door de geërfden (grondeigenaren), die bezittingen hadden in het gebied en dus belang hadden bij een goede ontwatering en een (zomer)kade. Zij kozen een of enkele personen, die werden belast met het dagelijkse beheer. De lasten werden omgeslagen naar rato van het grondbezit.

Bij de invoering van het Reglement op het beheer der rivierpolders in Gelderland (meestal kortweg het Rivierpolderreglement genoemde) per 1 januari 1838 werd het gebied een buitenpolder in de zin van dat reglement. De buitenpolders bleven buiten het verband van de toen opgerichte polderdistricten.

De buitenpolders in Maas en Waal en in het Rijk van Nijmegen zijn per 1 juli 1958 opgeheven. Voortaan werden, niet alleen de bovenlokale, maar ook de lokale waterschapsbelangen behartigd door het polderdistrict. Dat was op dat moment - sinds een fusie in 1944 - het Polderdistrict Rijk van Nijmegen en Maas en Waal.
Functies, beroepen of activiteitenDe taken van de geërfdenorganisatie / buitenpolder lagen op het gebied van de lokale waterschapszorg (beheer van watergangen, wegen en zomerkade in het gebied).
Structuur of genealogieHet is, zonder nader onderzoek, niet duidelijk hoe het (dagelijkse) bestuur van de geërfdenorganisatie vóór 1838 er uitzag.
Vanaf 1838 had de polder een (dagelijks) polderbestuur, onder leiding van een voorzittend poldermeester, welke samen met de geërfden, de geërfdenvergadering (algemeen bestuur) uitmaakte. Gedeputeerde staten benoemden de poldermeesters voor zes jaar op voordracht van de geërfdenvergadering.

Met de invoering van het nieuwe Rivierpolderreglement per juli 1934 werd de geërfdenvergadering vervangen door een polderraad waarin naast de poldermeesters de hoofdingelanden zitting hadden, die via verkiezingen gekozen werden door de geërfden. Het polderbestuur (dagelijks bestuur) werd voortaan de vergadering van poldermeesters genoemd.