546 Collectie Codices van het Gemeentearchief Nijmegen [circa 1000 - 1730]


Periode [circa 1000 - 1730]
Omvang 6,25 m.
Openbaarheid Openbaar
Verantwoording H.G.M. de Heiden, W.J. Meeuwissen (1997)
Geschiedenis van het archief Het merendeel van deze handschriften en vroege drukken is in de loop van de negentiende eeuw uit de oude stadsbibliotheek en de archieven, aanwezig in het stadhuis, overgeheveld naar het inmiddels niet meer bestaande gemeentelijk Museum van Oudheden. Sinds de samenvoeging in 1940 van dit museum met het gemeentearchief maken deze codices deel uit van de verzamelingen van het gemeentearchief. De handschriften en vroege drukken die de gemeente Nijmegen in de vorige eeuw aan het museum in beheer gaf waren haar eigendom, maar hoe en wanneer de stad ze heeft verworven valt niet meer met zekerheid te achterhalen. De eigendomsaantekeningen, die zijn aangebracht op de dek- of schutbladen van de boeken, tonen in ieder geval onomstotelijk aan dat twintig van de banden uit de collectie eens behoorden tot de boekerijen van Nijmeegse kloosters. Het gegeven dat de meeste boeken met een ex-libris van een der kloosters geen latere eigendomsmerken dragen, wijst erop dat zij in de eeuwen na de secularisatie van de kloosterbezittingen niet verspreid in bezit zijn geraakt van verschillende opvolgende eigenaren, maar dat zij steeds één eigenaar hebben gehad. En dan een eigenaar die te onverschillig tegenover dit bezit stond om het met zijn naam tot het zijne te bestempelen. Zo'n achteloze eigenaar zou weleens heel goed het protestantse Nijmeegse stadsbestuur kunnen zijn geweest. Het is immers niet onaannemelijk dat, toe na de reformatie de stad Nijmegen de kloosterbezittingen aan zich trok, ook de boekerijen van de kloosters, zij het vermoedelijk slechts voor een deel, in handen van de stad zijn geraakt. Dat de stad boeken uit de voormalige kloosters in bezit had blijkt in 1626, wanneer zij een aantal "boecken uuyt die coventen gecommen" overdoet aan de (protestantse) boekhandelaar Arndt Cornelis op voorwaarde dat hij daar andere boeken voor teruglevert. Ook voor een aantal banden zonder eigendomsmerk bestaan aanwijzigingen voor een herkomst uit Nijmeegs kloosterbezit. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het psalmencommentaar waarop een vervolgdeel aan sluit met het ex-libris van het klooster Hessenberg.(1) Ook zijn er twee werken aanwezig die gezien hun inhoud typisch bestemd moeten zijn geweest voor gebruik in een klooster.(2) Het is denkbaar dat deze twee boeken ooit los aan de verzameling zijn toegevoegd, maar het is verleidelijker om aan te nemen dat zij van begin af aan deel hebben uitgemaakt van een restantverzameling aan boeken uit Nijmeegse kloosters, waarvan het, zoals hierboven gezegd, niet denkbeeldig is dat de stad ze na de reformatie in bezit had.Van enkele boeken met een particuliere eigendomsaantekening is het min of meer aannemelijk dat zij na de dood van hun bezitter zijn nagelaten aan een der Nijmeegse kloosters. Voor de boeken van de particuliere eigenaren Godefridus Helmondt en Dirk van Vianen mogen we dit slechts vermoeden.(3) Meer zekerheid bestaat ten aanzien van de boeken van twee Nijmeegse nonnen. Zo heeft zuster Geertruid Hackfort in haar prekenboek van Johannes Tauler aangetekend dat het na haar dood "int gemein" moest komen, wat dus betekent dat zij haar boek naliet aan haar klooster. (4) Hetzelfde zal gebeurd zijn met het simpele "liber usualis" dat zuster Elisabeth Kividts van het klooster Bethlehem ooit bezat. (5) In de collectie zijn boeken uit vier van de oude Nijmeegse kloosters aanwezig. Dat zij bewaard zijn gebleven is te meer belangwekkend, omdat de archieven van die vier kloosters nagenoeg geheel verloren zijn gegaan.Zo resteert althans nog een deel van het cultuurgoed dat eens in de kloosterlijke schrijf- en studeervertrekken aanwezig moet zijn geweest. Het grote klooster Hessenberg had kennelijk een zo omvangrijke boekerij dat het loonde aparte stempels met de naam van het klooster aan te schaffen om de boeken van een eigendomsmerk te kunnen voorzien. (6) De meeste boeken uit aanwijsbaar voormalig kloosterbezit zijn dan ook van dit klooster afkomstig. Het waarschijnlijk kleinere klooster Mariënburg is met vijf boeken goed in de collectie aanwezig, terwijl het kloostertje Bethlehem en het Agnietenklooster elk met één handschrift vertegenwoordigd zijn. (7)

Noten:
1. Codices nr. 28.
2. Codices 18 en 19.
3. Codices nrs. 9 en 37.
4. Codices nr. 15.
5. Codices nr. 33.
6. Codices nrs. 3, 4, 5, 8 en 22.
7. Zie noot 2
Ordening Deze catalogus beschrijft het gedeelte van de in het Gemeentearchief Nijmegen berustende oude handschriften en vroege drukken dat sinds 1983 gegroepeerd is in een aparte collectie Codices. Deze kleine collectie van 35 banden en twee "membra disiecta" (1) is, met behoud van haar oude, inmiddels ingeburgerde nummering, afgesplitst van de zogeheten Collectie Handschriften en Curiosa van het Gemeentearchief en bestaat voor het grootste deel uit werken van religieuze aard. Van de vroege drukken en handschriften uit de collectie bestaan oudere catalogusbeschrijvingen. Voorzover zij berustten in het Museum van Oudheden, dat eertijds was ondergebracht in het stadhuis en waarover de "Commissie ter verzekering eener goede bewaring van gedenkstukken van geschiedenis of kunst" de scepter zwaaide, zijn zij kort beschreven in de catalogi die de commissie in druk uitgaf. (2) Meer uitvoerige en meer codicologisch verantwoorde, beschrijvingen vindt men in een tentoonstellingscatalogus (3), en in een "beknopte inventaris" (4), uit respectievelijk 1984 en 1989. Daarnaast verscheen in 1996 een driedelige doctoraalscriptie, waarin een groot deel van de collectie uitvoerig wordt behandeld. (5) Tenslotte komt men verscheidene van de vroege drukken en handschriften verspreid vermeld tegen in niet specifiek aan deze Nijmeegse collectie gewijde literatuur. Deze catalogus opent niet, zoals men zou verwachten, met de beschrijvingen van de handschriften, maar met die van een vijftiental vroege drukken. Dit is een nog steeds nawerkend gevolg van het feit dat de handschriften oorspronkelijk waren ondergebracht in de oudheidkundige collectie van het al genoemde Museum van Oudheden in het stadhuis en dat de vroege drukken een plaats hadden in de bibliotheek van hetzelfde museum.In de catalogus van de bibliotheek van het museum waren de vroege drukken opgenomen in een rubriek VI (kloosterboeken), terwijl we de handschriften terugvinden in rubriek XIV-A (handschriften) van de museumcatalogi. Nadat de vroege drukken en handschriften door de samenvoeging met het museum van 1940 in het bezit waren gekomen van het gemeentearchief, zijn zij in de loop van de jaren vijftig en zestig met verschillende andere handschriften en losse stukken uit het bezit van het gemeentearchief en het voormalige museum samengevoegd tot één nieuwe collectie met de merkwaardige naam: Handschriften en Curiosa.Bij die gelegenheid is toen aan dit nieuwgevormde bestand een nieuwe doorlopende nummering gegeven en dat in een volgorde, waarbij de handschriften achter de vroege drukken zijn geplaatst.Het behoeft geen betoog dat die nummering uit een oogpunt van chronologie onjuist is, maar men heeft waarschijnlijk de volgorde van de oude rubrieksnummers VI en XIV uit de oude catalogi van het museum willen respecteren. De vroegere drukken uit rubriek VI heeft men dus denkelijk om die reden een plaats gegeven vóór de handschriften met het hogere rubrieknummer XIV. Voor of tijdens de benummering heeft men in het gemeentearchief het cartularium van het klooster Mariënburg (oude signatuur XIV-A-14) uit de collectie verwijderd, ongetwijfeld omdat men dat als een archiefstuk aanmerkte. Anderzijds zijn in de jaren zeventig door de eerste samensteller van deze catalogus aan de collectie nog enkele vroege drukken toegevoegd uit de bibliotheek van het Gemeentearchief Nijmegen, waarbij de nummering werd vervolgd. (6) Het onlogische gevolg hiervan is dat nu na de handschriften opnieuw enkele vroege drukken volgen. Het zou bij de vervaardiging van deze catalogus voor de hand gelegen hebben van de gelegenheid gebruik te maken om de handschriften vooraan te plaatsen en de vroege drukken hierop te laten aansluiten. Hiertegen pleitte echter het zwaarwegende argument dat dan ook de inmiddels reeds lang in gebruik zijnde en ook in de literatuur gehanteerde nummering gewijzigd had moeten worden. De samenstellers hebben er daarom voor gekozen de bestaande nummering te handhaven en de daarmee samenhangende onlogische volgorde van de beschrijvingen in deze catalogus voor lief te nemen. Een echt probleem is dit niet: omdat de collectie bescheiden van omvang is, wordt de overzichtelijkheid nauwelijks geweld aangedaan. Handhaving van de nummering hield tevens in dat twee membra disiecta, die in de 19e eeuw als vulling in banden waren aangetroffen en die met een eigen nummer aan de collectie zijn toegevoegd, hierin moesten worden gehandhaafd en niet konden worden overgebracht in de afzonderlijk bestaande collectie Membra Disiecta van het Gemeentearchief. De beschrijvingen in deze catalogus hebben een vaste opzet. Aan de kop van elke beschrijving wordt eerst de naam van de auteur gegeven, indien bekend. Namen van vermoedelijke auteurs zijn tussen vierkante testhaken geplaatst. Dan volgt de titel van het werk. Bekende, maar ontbrekende titels staan, evenals gegeven titels, tussen testhaken. Vervolgens vindt men bij de vroege drukken het impressum; bij de handschriften de daarmee vergelijkbare gegevens. Daarna volgen de bijzonderheden over de omvang van het boek en de taal, waarin het geschreven of gedrukt is. Onder het kopje "Vroegere bezitters" worden de eigendomsaantekeningen van vroegere bezitters weergegeven. Dan volgt de inhoudelijke beschrijving, waarin de strekking van het werk wordt gegeven en tevens in het kort iets wordt meegedeeld over de auteur.
De dan volgende literatuuropgave blijft meestal beperkt tot de al genoemde catalogus uit 1984 (Geurts en Nissen 1984), de beknopte inventaris uit 1989 (Geurts 1989) en de doctoraalscriptie uit 1994 (Van Dongen 1994). Een enkele maal hebben de bewerkers hieraan een eigen vermelding toegevoegd. Voor verder literatuuropgaven zij hier verwezen naar de drie zojuist genoemde uitgaven, waarin men deze te bestemder plaatse vindt aangegeven.Onder de kopjes "Bijzonderheden" tenslotte vindt men aanvullende gegevens die op elk der bovenstaande elementen van de catalogusbeschrijving betrekking kunnen hebben. Het behoeft geen betoog dat de samenstellers zich bij het vervaardigen van de catalogusbeschrijvingen dankbaar hebben laten leiden door de eerdere uitgaven van Geurts, Nissen en Van Dongen. Daaruit overgenomen gegevens hebben zij echter steeds nauwgezet gecontroleerd en indien nodig gecorrigeerd. Deze catalogus is in eerste instantie bedoeld voor eigen gebruik binnen het Gemeentearchief Nijmegen. Daarom zijn de accenten er anders in gelegd dan in de zojuist vermelde uitgaven. De samenstellers hebben het niet gewaagd zich te begeven op het terrein van de codicologie, dat het hunne niet is, maar zich geconcentreerd op het beschrijven van de inhoud van de boeken.Naast het geven van een "état de présence" van de collectie, is het de samenstellers er in de eerste plaats om te doen geweest aan te geven, hoe de boeken inhoudelijk zijn opgebouwd en waarover de teksten concreet handelen, zodat men bij het gemeentearchief niet langer is aangewezen op algemene noties als "preken", 'vroomheidsliteratuur", "gebedenboekje" en dergelijke, waarmee men zich voorheen in de meeste gevallen moest behelpen. Al werkend aan de beschrijving van de inhoud van de codices tekende zich voor de samenstellers gaandeweg één gemeenschappelijke noemer af van het merendeel van de boeken van de collectie, namelijk de directe praktische bruikbaarheid die zij voor het kloosterleven gehad moeten hebben. Veel werken blijken opgezet te zijn als hulpmiddelen voor bijvoorbeeld het snel samenstellen van geëigende preken voor zon- of feestdagen in het kerkelijk jaar, voor de inrichting van de officies of koorgebeden, of voor lectiones tijdens de gemeenschappelijke maaltijden in de refter. Ook de werken van godgeleerde auteurs in de collectie hebben deze praktische inslag: het zijn moraal-theologisch boeken, gericht op concrete toepassing in het christelijke leven van alledag, Hun dagelijkse gebruikswaarde wordt geaccentueerd door de handige opzoekmiddelen, zoals inhoudsopgaven en indices, die voor- of achterin deze boeken plegen te zijn opgenomen. De voorliggende catalogus is in meer opzichten nog niet af. In de eerste plaats wordt hierin alleen nog maar de eerste afdeling gepresenteerd, die bestemd is voor handschriften en vroege drukken van voor het jaar 1600. En zelfs deze eerste afdeling is nog niet geheel voltooid. Er dient nog een aantal 16de-eeuwse handschriften van juridische aard aan te worden toegevoegd. Het is verder de bedoeling om in een nog op te zetten tweede afdeling de handschriften en oude drukken van na 1600 te beschrijven. Voorts zijn de samenstellers geen codicologen van professie en zij hebben bovendien gewerkt met hulpmiddelen voorzover die binnen het gemeentearchief beschikbaar waren. Correcties en aanvullingen uit verder onderzoek zijn daarom zeker mogelijk en zullen dankbaar worden verwerkt in een toekomstige definitieve versie van deze catalogus. Voor de benaming "Collectie Codices" is gekozen om evenveel recht te kunnen doen aan de handschriften als aan de vroege drukken, waaruit de collectie bestaat.

De samenstellers



Noten

1. Membra disiecta zijn fragmenten van afgedankte handschriften die als schutbladen of opvulmateriaal voor boekbanden zijn gebruikt.
2. De catalogi van het Museum van Oudheden zijn in verscheidene (herziene) drukken verschenen. Hierin wordt volstaan met te verwijzen naar: Th.H.A.J. Abeleven en A.M. van Voorthuijsen, Catalogus van het Museum van Oudheden te Nijmegen, derde herziene en vermeerderde druk, Nijmegen 1889/90 en Th. H.A.J. Abeleven en C.G.J. Bijleveld, Catalogus van de bibliotheek van het Museum van Oudheden te Nijmegen, Nijmegen 1892.
3. André Geurts en Peter Nissen, Middeleeuwese handschriften en oude drukken uit het Gemeentearchief Nijmegen, tentoonstellingsgids, Nijmegen 1984.
4. Opgenomen in : A.J. Geurts, "Oude boeken in het gemeentearchief Nijmegen" in Die Fonteyn der Ewiger Wijsheit, Nijmegen 1989.
5. Zie voor het boekenbezit van de Nijmeegse kloosters en de lotgevallen daarvan de doctoraalscriptie van G.A.M. van Dongen, Boeken in Nijmegen. Boekproductie en boekenbezit, decoratie en banden in Nijmegen tot 1591, Nijmegen 1994, dl.1, p.21 e.v. en Els F.M. Peeters, "Geschiedenis van de Nijmeegse stadsbibliotheek" in Jaarboek Numaga, jrg. 42 (1995), p. 81 e.v.
6. Codices nrs. 30, 35 - 37(2)
Voorwaarden voor raadpleging Alleen raadpleegbaar op microfiche.
Fysieke kenmerken en technische vereisten Alleen raadpleegbaar op microfiche.
AanvraaginstructieOpenbare archiefstukken kunnen via de website en in de studiezaal van het Regionaal Archief Nijmegen worden aangevraagd. Om een archiefstuk aan te vragen via onze website, gebruikt u de knop ‘Aanvragen’ op de detailpagina van het archiefstuk. Om een archiefstuk in de studiezaal aan te vragen noteert u op een aanvraagbriefje de naam van het archief en het inventarisnummer van het betreffende archiefstuk. Zie voor adres en openingstijden de website: https://regionaalarchiefnijmegen.nl.
Citeerinstructie Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met een verkorte aanhaling. Volledig: "Regionaal Archief Nijmegen (RAN), 546 Collectie Codices van het Gemeentearchief Nijmegen [circa 1000 - 1730], inventarisnummer …." Verkort: "RAN, verkorte titel archief, inv.nr. …".