376 Heerlijkheid Ubbergen 1290 - 1815

2.1 Algemeen

Bestanddelen

2175

Akte, waarbij Rudolf, Roomskoning, aan Thilmann, zoon van Werenbert, en zijn nakomelingen het recht verleent om in zijn dorp Ubbergen de hoge rechtsmacht uit te oefenen, 1290, 1 charter

2176-0

Akte, waarbij deken en kapittel van de Apostelenkerk te Keulen de tienden te Ubbergen tegen een jaarlijkse erfrente van 9 oude stuiver Brabants overdragen aan de Nijmeegse burger Johannes van Ubbergen. Met vidimus van 20 december 1569, afgegeven door burgemeesters, schepenen en raad der stad Nijmegen, 1345, 1569, 2 charter

2178

Akte, waarbij keizer Karel V aan de baander- en andere heren van Gelre en Zutphen, met name Johan van Bonenbergh, heer van de heerlijkheid Ubbergen, verklaart buiten de door vrouwe Maria, koningin weduwe van Hongarije en Bohemen, opgelegde pandsom van hen geen andere schattingen en lasten te eissen dan die welke in het traktaat van Venlo zijn vastgesteld, 1547, 1 stuk

2179

Concept-overeenkomst tussen Geertruydt Vijgh, vrouwe van Ubbergen, en haar dochter Odilia Louisa van Steelandt, waarbij laatstgenoemde op bepaalde voorwaarden gedurende drie jaren het vruchtgebruik krijgt van de heerlijkheid, 1712, 1 stuk

2180

Stukken betreffende een geding tussen de heer van Ubbergen en het kapittel van de Apostelenkerk te Keulen, 1646 - 1648, 1722, 1 pak

2181

Brieven van de heer van Ubbergen aan de ontvanger van de generale middelen van het Kwartier van Nijmegen, 1721 - 1722, 1 omslag