Uitgebreide beschrijving (regest) | Wyllem Janssoen en Peterken, echtelieden, bekennen schuldig te zijn aan Jan en Derick van Redinchaeven, gebroeders, en hun zusters Ffya, Styna en Anna een erfpacht van een malder rogge uit een hofstad, genaamd Dollen-hofstad, en uit de helft van de Peerakker, met nader omschreven belendingen, vrij van lasten, uitgezonderd de aan de heer van Groesbeeck verschuldigde pacht en een roggepacht aan Willem Vinck en Egbert Verhaegen ; t.o.v. Aelbert van Redinchaeven, richter tot Hoemen en Malden, en Derick van Kessell en Gaert Boeterssoen. |
---|