Uitgebreide beschrijving (regest) | Arnoldus Grandick, deken van St. Johannes te Osnabrück en kanunnik van St. Marie te Utrecht, maakt, op verzoek van Everardus Zoudenbalch, kanunnik en thesaurier van St. Marie te Utrecht en rector van het armengasthuis van St. Elisabeth aldaar, de inwoners van stad en diocees Utrecht bekend dat, blijkens een bulle van paus Alexander VI, d.d. 1494 kalendas Junii, hij en Hermannus Tulman, op verzoek van genoemde Everardus, benoemd zijn tot rechters in een geschil tussen Machelinus Veuystinck, vicaris van St. Salvator te Utrecht, Elisabeth, dochter van Hugo de Roden en Catharina, zuster van genoemde Elisabeth en opvolgster in rechten van Machelinus, enerzijds, en de stad Nijmegen, anderzijds, en verklaart dat Henricus van Bronchorst en Theodericus van Bronchorst, burgemeesters, Johannes van Galen, Nicolaus Vige Nicolaussoen, Nicolaus Vige Theodericussoen, Johannes van Bronchorst, Arnoldus Vighe, Engbertus Butken, Johannes Heyen, Rutgerus van Wyenhaven, Johannes van Zallant, Wilhelmus Visscher en Gerardus van Lent, schepenen, Theodericus in 't Hert en Albertinus Kollart, rentmeesters, namens de stad hebben toegestemd in de regeling der nagelaten goederen, als gevolg waarvan zij ontslagen zijn van alle opgelegde kerkelijke straffen. |
---|