Gemeente Bemmel (1818-2000)


ArchiefvormerGemeente Bemmel (1818-2000)
Andere namenSchoutambt Bemmel 1818-1825
Archief1326 Gemeente Bemmel
1478 Gemeente Bemmel
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
RechtsvormOverheid
Datering1818-2000
PlaatsBemmel
Voorganger(s)Gemeente Lent
Gemeente Gendt 1811-1817
Gemeente Bemmel (1811-1817)
Opvolger(s)Gemeente Lingewaard
GeschiedenisHet Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland stelde per 1 januari 1818 het schoutambt Bemmel in. Tot het schoutambt hoorden de kerspelen Angeren, Bemmel, Doornenburg en Ressen, en de gehuchten Doornik, Bergerden, Baal, Haalderen en de Honderd Morgen. De eerste schout van Bemmel was Jacob de Ranitz (1773-1838). De Ranitz was van 1811 tot 1817 al maire/burgemeester van de mairie/gemeente Lent geweest. Hij was afkomstig van huize Doornik en bekleedde het ambt tot zijn dood in 1838. Twee raadsleden, de assessoren, assisteerden de schout bij de waarneming van zijn functie. Jan Tijmens, telg uit een welgestelde Ressense familie, en Adolf Oppenraaij, eigengeërfde van boerderij de Gouden Appel en ook heemraad van de Over-Betuwse dijkstoel, waren in 1818 de eerste assessoren van het schoutambt (Van Hemmen, 2000 p. 3).

Op 1 januari 1818 werd Philip van Rees beëdigd als secretaris. Van Rees bekleedde ook het ambt van notaris. Gijsbert de Ranitz werd de eerste gemeenteontvanger van Bemmel. Hij woonde in Lent, was verwant met schout De Ranitz en was ontvanger geweest voor de mairie of gemeente Bemmel van 1811 tot 1817 (Van Hemmen, 2000 p.1 en 2). In 1824 werd Jan ten Hietbrink benoemd als opvolger van gemeentesecretaris Van Rees. Ten Hietbrink was kastelein in de Dorpsstraat. De geërfden van Bemmel kwamen in zijn etablissement bijeen. Ten Hietbrink was ook secretaris van de buurschap en na 1838 van de dorpspolder Bemmel.

In 1848 drong de provincie aan op een fusie met de gemeente Gendt. Een belangrijke reden waarom samengaan niet doorging, was dat in Bemmel het wegenbeheer een taak van de dorpspolders was. De wegen van de dorpspolders gingen pas vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw over aan de gemeente. Ambtenaren ter secretarie voerden in navolging van Ten Hietbrink nog tot in de twintigste eeuw het secretariaat van de dorpspolder Bemmel (Van Hemmen, 2000, o.a. p. 21, 22 en 32).

Het schoutambt Bemmel behoorde tot het hoofdschoutambt, vanaf 1825 het district, Overbetuwe. In 1830 werd Overbetuwe verenigd met Nederbetuwe.Van 1837 tot 1850 behoorde Bemmel tot het district Nijmegen. Met de invoering van de Gemeentewet in 1851 verviel het onderscheid tussen stads- en plattelandsgemeenten en werden de districten opgeheven.

De eerste openbare vergadering van de Bemmelse gemeenteraad na invoering van de Gemeentewet vond plaats op 20 augustus 1851, onder leiding van burgemeester Bernard van der Monde. In 1851 voldeden op een bevolking van 4343 inwoners 167 mannen aan de wettelijke vereisten voor het kiesrecht. Van de elf in 1851 gekozen raadsleden waren er negen katholiek. Ook de katholieke burgemeester Van der Monde werd als lid van de gemeenteraad gekozen (Van Hemmen, 2000, p. 19). De gemeenteraad werd in 1927 uitgebreid tot dertien leden. De verkiezingen van 1966 brachten N. Nas-Wilting als eerste vouw in de gemeenteraad.

In 1818 beschikten de functionarissen van het nieuwe schoutambt Bemmel niet over een eigen gemeentehuis. In 1820 wordt gewag gemaakt van een 'secretarie ten huizen van Jan ten Hietbrink'. Onder burgemeester Bernard van der Monde (1838-1854) werd in 1841 een nieuw gemeentehuis aan de Dorpsstraat in gebruik genomen. Gemeentesecretaris Ten Hietbrink beheerde en bewoonde het gemeentehuis tot zijn dood in 1862. De in 1860 benoemde burgemeester Willem van der Monde vervulde na de dood van Ten Hietbrink ook de functie van gemeentesecretaris. In 1904 werd W. Jansen tot gemeentesecretaris benoemd naast burgemeester Van der Monde. In 1898 was het gemeentehuis voorzien van een brandkast en nog steeds ook als woning in gebruik. Eerst bij de verbouwing van 1916 werd het pand geheel in gebruik genomen als kantoor.

In 1939 is er sprake van de instelling van een aparte afdeling Sociale Zaken, die apart gehuisvest werd in een gebouw naast het gemeentehuis. Het Uitbreidingsplan Bemmel 1941 laat zien dat er voor 1940 al plannen waren voor een geheel nieuw gemeentehuis om de groeiende organisatie te kunnen huisvesten. Het verloop van de strijd in de Tweede Wereldoorlog deed deze plannen te niet. Van oktober 1944 tot april 1945 was Bemmel frontgebied. De gevechtshandelingen leidden tot grote vernielingen. Ook het raadhuis raakte zwaar beschadigd. In juni 1945 werd huize de Kinkelenburg als provisorisch gemeentehuis in gebruik genomen. In 1948 en 1949 verwierf de gemeente de Kinkelenburg en het naast gelegen huis de Brugdijk in eigendom. In 1954 werd de Kinkelenburg na restauratie officieel in gebruik genomen als gemeentehuis.

In 1966 volgde grondige restauratie en verbouwing van de Brugdijk en werden de afdelingen Gemeentewerken, Sociale Zaken en de regionale Schoolartsendienst in het pand gehuisvest. De groei van de ambtelijke organisatie noopte in 1977 tot huisvesting van de afdeling Sociale Zaken in de nabije achttiende-eeuwse, monumentale en gerestaureerde Tabaksschuur. In 1984 breidde men de Tabaksschuur uit met een kantooraanbouw waar naast Sociale Zaken ook de afdelingen Interne Zaken, Financiën en Algemene Zaken een plek kregen. Het gemeentebestuur nam plaats in huis de Brugdijk.

In 1946 ging de gemeente Bemmel met de gemeente Gendt een gemeenschappelijke dienst Gemeentewerken aan. Deze bestond tot 1968. Ook waren er gemeenschappelijke regelingen met Huissen en Gendt voor de industrieterreinen aan de Karstraat en de Langstraat. In 1968 trad Bemmel toe tot het stadsgewest Nijmegen. De druk van de steden Arnhem en Nijmegen op het gebied tussen Rijn en Waal leidde in 1991 tot het zogenaamd ‘Pact van Doornenburg’. Bemmel poogde met andere Overbetuwse gemeenten in het zogenaamd Overbetuws Overleg een alternatief te ontwikkelen voor de woningbouwplannen van Arnhem en Nijmegen in de Overbetuwe. Het overleg werd voorgezeten door Bemmels burgemeester H. Bergamin. Het Pact van Doornenburg hield geen stand. De Nijmeegse plannen leidden in 1996 tot een grenswijziging met Bemmel waardoor Nijmegen 234 hectare en 87 inwoners kreeg in het kader van het plan Waalsprong (archief 1940-2000 inv. nrs. 454-455).

In 1995 kwamen plannen voor het vormen van grotere gemeenten en een gemeentelijke herindeling in de Overbetuwe in een stroomversnelling. Bemmel, Gendt en Huissen zochten toenadering, wat per 1 januari 2001 uitmondde in een samenvoeging van die gemeenten. In 2001 en 2002 was de naam van de nieuwe gemeente nog ‘Fusiegemeente Bemmel’, vanaf 1 januari 2003 ‘Lingewaard’.
Functies, beroepen of activiteitenHet Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland (KB 11 februari 1817) zorgde per 1 januari 1818 voor een nieuwe inrichting van de gemeentebesturen op het platteland. Bemmel werd schoutambt Bemmel, vallend onder het hoofdschoutambt Overbetuwe. Door de instelling van de hoofdschoutambten hadden de gemeenten op het platteland niet rechtstreeks toegang tot het provinciebestuur. De hoofdschouten waren belast met het toezicht op de gemeentebesturen en met de uitvoering van overheidsbesluiten.

Aan het hoofd van het plaatselijk bestuur stond een schout. Twee raadsleden, de assessoren, assisteerden de schout bij de waarneming van zijn functie. De schout werd door de koning benoemd. De assessoren werden jaarlijks op voordracht uit en door de gemeenteraad, de hoofdschout gehoord, door provinciale staten aangesteld. In deze tijd telde de gemeenteraad, de assessoren meegerekend, zes leden. De raadsleden werden eveneens benoemd door provinciale staten. De benoeming gold voor onbepaalde tijd. Voorwaarde voor het lidmaatschap van de raad was onder meer dat jaarlijks tenminste vijftig gulden 'in de beschreven middelen' (belasting) werd betaald.

Schout en assessoren waren eraan gehouden om minstens eens in de veertien dagen te vergaderen. De gemeenteraad stelde de plaatselijke verordeningen vast en controleerde de gemeentefinanciën. De schout was verplicht om de besluiten van de raad ten uitvoer te brengen en wettelijke bepalingen en verordeningen te handhaven.

Per 27 augustus 1825 werd een nieuw Reglement op het bestuur ten plattelande in de provincie Gelderland van kracht. In plaats van de 'schoutambten' werd de provincie verdeeld in 'gemeenten'. De nieuwe regeling droeg het bestuur van de gemeente op aan een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad. De koning benoemde de burgemeester, de gouverneur de assessoren en provinciale staten de raadsleden. Voor Bemmel werd het aantal raadsleden op negen gesteld, burgemeester en assessoren meegerekend. De gemeenten werden niet meer gegroepeerd in hoofdschoutambten , maar in districten met aan het hoofd een 'districtscommissaris'. Bij Koninklijk Besluit van 6 augustus 1837 resteerden in Gelderland nog vijf districten. De gemeente Bemmel kwam toen bij het district Nijmegen (Buurman, 1958).

De Reglementen van 1817 en 1825 schreven ook de aanstelling van een secretaris ter assistentie van het bestuur en een gemeenteontvanger voor. De verhoudingen tussen gemeenten, buurschappen of dorpsbesturen en dijkstoelen waren bepaald op basis van vroegere rechten en regelingen zolang daarin geen nadere voorzieningen waren getroffen. Eerst in 1838 bereikte het provinciebestuur overeenstemming over een regeling op de dorpspolders. Op 1 januari 1838 werd het Rivierpolderreglement in Gelderland van kracht en kwam er een scherpe taakafbakening tussen gemeenten en dorpspolders, die als voortzetting van de oude dorpsbesturen beschouwd kunnen worden. In Bemmel bleef het wegenbeheer een taak van de dorpspolders.

De Gemeentewet van 1851 was de eerste wettelijke regeling van de plaatselijke bestuursinrichting voor heel Nederland. De verschillen tussen steden en platteland werden opgeheven en als gevolg daarvan ook de districten voor het bestuur van het platteland.

De provincies werden opgedeeld in gemeenten, waarvan de besturen sindsdien overal op dezelfde wijze zijn samengesteld en dezelfde taak hebben. De assessoren werden wethouders.
Elke gemeente kreeg drie bestuursorganen: aan het hoofd van de gemeente kwam de gemeenteraad. Deze had alle bevoegdheden die niet wettelijk aan een van beide andere bestuursorganen waren opgedragen. Het dagelijks bestuur werd gevormd door het college van burgemeester en wethouders. De burgemeester vormde het derde bestuursorgaan. De wethouders werden gekozen door en uit de gemeenteraad. De raadsleden werden voortaan rechtstreeks gekozen door stembevoegde inwoners. De voorwaarden voor het kiesrecht werden in 1888 en 1896 verruimd. In 1917 volgde het algemeen kiesrecht voor mannen en in 1919 ook voor vrouwen. De gemeenteraad werd in 1927 uitgebreid tot 13 leden.

Tussen september 1941 en het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders op last van de bezetter ontbonden. De laatste gemeenteraadsvergadering vond plaats op 12 juli 1941. De taken van het bestuur gingen over op de burgemeester. De wethouders werden zijn medewerkers. Na de bevrijding in 1945 vond op 22 november 1945 de eerste naoorlogse gemeenteraadsvergadering plaats.

Naast het vormen en uitvoeren van eigen beleid bestaat een belangrijke deel van de taken van de gemeente uit het voeren van zogenaamd ‘medebewind’: de uitvoering en handhaving van landelijke wetten, zoals de opeenvolgende onderwijswetten, hinderwet- en milieuwetten, gezondheidswetten, wetten op het gebied van woningbouw, volkshuisvesting en ruimtelijke ordening en tenslotte armenwetten en wetten op het gebied van maatschappelijke en welzijnszorg.
Structuur of genealogieVanaf 1818 bestond de gemeentelijke organisatie lange tijd uitsluitend uit één secretarie met enkele ambtenaren. Zelfstandige afdelingen naast deze secretarie ontstonden eerst in de twintigste eeuw. Van 1912 tot 1925 kende de gemeente Bemmel een Gemeentespaarbank. In 1916 richtte Bemmel een gemeentelijk elektriciteitsbedrijf op dat in 1922 verkocht werd aan de NV Provinciaal Gelderse Elektriciteitsmaatschappij. In 1939 is er sprake van de instelling van een aparte afdeling Sociale Zaken. In 1945 werd een gemeentelijk woningbedrijf opgericht. Het moest de noodwoningen exploiteren en de woningwetwoningen die de gemeente bouwde. Het werd in 1994 opgeheven. In 1946 ging de gemeente Bemmel met de gemeente Gendt een gemeenschappelijke dienst Gemeentewerken aan. Deze bestond tot 1968, toen Gemeentewerken een gemeentelijke afdeling werd. Ook waren er gemeenschappelijke regelingen met Huissen en Gendt voor de industrieterreinen aan de Karstraat en de Langstraat. In 1968 trad Bemmel toe tot het Stadsgewest Nijmegen.
Van 1961 tot 1997 kende de gemeente een Grondbedrijf. In 1984 is er sprake van de afdelingen Sociale Zaken, Interne Zaken, Financiën en Algemene Zaken.

Lijst van Burgemeesters;
1818-1838 J. de Ranitz
1839-1854 B. van der Monde
1854-1856 C. baron van Hugenpoth tot Aerdt
1856-1860 R. Spits
1850-1907 W. van der Monde
1907-1930 K. ridder de vander Schueren
1930-1939 A. Herckenrath
1940-1965 W. van Elk
1965-1985 jhr. E. van Nispen tot Pannerden
1985-1999 H. Bergamin

Lijst van gemeentesecretarissen;
1818-1824 P. van Rees
1824-1862 J. ten Hietbrink
1862-1904 W. van der Monde (tevens burgemeester)
1904-1941 W. Jansen (vader)
1941-1972 A. Jansen (zoon)
1973-1991 L. Berkelmans
1991-1999 H. de Ruijter
Bron(nen)Buurman, D.J.G., 'Schets van de opeenvolgende bestuursinstellingen in Gelderland voor de invoering van de provinciale wet van 1850'. Bijdragen en Mededelingen der vereniging Gelre / 57 (1958), blz. 25-30.
Jaarverslagen van de Provinciale Archiefinspectie Gelderland, 1929-2001.
Hemmen, F. van, Motor van het dorpsleven. Historische schets van de Gemeente Bemmel, 1818-1999, Bemmel 2000.
Kocken, M.J.A.V., Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van en geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851, Den Haag 1973.
Martens van Sevenhoven, A.H., Schets van de Geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland voor de invoering der Gemeentewet van 1851, in; Gelre. Bijdragen en Mededelingen, deel XXIV, Arnhem 1921. p. 1-50.
Meer, Ad van der, en Onno Boonstra, Repertorium van Nederlandse gemeenten vanaf 1812. DANS Data Guide, 2011.
Sloet, L.A.J.W., Bijdragen tot de kennis van Gelderland, Arnhem 1852.
Wolters, J., De gemeente Bemmel in het land van Overbetuwe. Geschiedenis van een vijf-dorpengemeenschap, Bemmel 1954.