Uitgebreide beschrijving (regest) | Edwart, hertog van Gelren enz., geeft, in overleg met zijn Raad en de vier steden Nijmegen, Ruremunde, Zutphen en Arnhem, verordeningen ten aanzien van de muntslag en de waarde der nieuwe en andere gangbare kooppenningen, en bepaalt dat elk der vier genoemde steden twee schepenen zal benoemen als waardijnen over de munt ; medebezegeld door Willem, heer van Bronchorst, Gysbertus, heer van Vyanen, Alarde, heer van Buren, Jan, heer van Wicrade, Werner van Zwalmen, Jan van Mierler, Jan van Benthem, Sander van Vossem, Henric van Steynbergen, proost tot Zutphen, Peter van Steynbergen en Arnt van der Lawijc, knape, alle leden van zijn Raad. |