Beschrijving (regest) | Rutgherus Tengnagel van Zandwick en Henricus Schoenswaen, provisoren van het H. Geesthuis te Nijmegen, verklaren, met Reynerus die Vryese een zodanige ruil te hebben aangegaan, dat gnd. Reynerus een erfjaarrente ontvangt van 3 pond kleine schilden uit het huis en erf van wijlen Arnoldus van Lent, in de Groetstraten gelegen tussen de erven van Heinkinus Luetkart en Ruthgerus Boegels, en gnd. provisoren een erfjaarrente ontvangen van 38 stuiver en een kapoen uit het huis en erf van wijlen Wijnkinus Leyendeckers, gelegen tussen de erven van Petrus van Steenbergen en Petrus die Veer, alsmede van 16 schilden en 4 stuiver uit het huis en erf van Jacobus Venboit, zoon van Godefridus, gelegen buiten de Wyntmoelenpoirt naast het erf van Johannes van Cleve, molenaar ; t.o.v. Ruthgerus van Gruesbeke en Sanderus Goeswini van Redichaven, schepenen te Nijmegen. |
---|