Gemeenteontvanger Nijmegen


ArchiefvormerGemeenteontvanger Nijmegen
Archief588 Gemeenteontvanger Nijmegen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
Datering1851-1945
PlaatsNijmegen, Ridderstraat 23 (1915-1940)
Algemene contextTot 1851 had de gemeente een stadsontvanger. Deze moet duidelijk te onderscheiden worden van de dienst belastingen. Naast de stadsontvanger was er immers de ontvanger der stedelijke belasting die het hoofd was van de plaatselijke belastingdienst. De functie van stadsontvanger was te omschrijven als penningmeester van het stadsbestuur. Deze functie was duidelijk geïncorporeerd binnen het lokaal bestuur.

De stadsontvanger diende begrote inkomsten te innen. Die bestonden niet alleen uit belastingen. Ook de pachtgelden van landerijen en de opbrengsten van verpachtingen van diensten en instellingen als bijvoorbeeld een Bank van Lening waren een bron van inkomst. Verder ontving de stad bijvoorbeeld nog gelden door opbrengsten van verkopingen van hakhout, gewassen en dergelijke.

Een andere taak van de stadsontvanger was het doen van betalingen overeenkomstig de op de begroting vermelde post 'uitgaven'. Hij mocht slechts betalingen doen met schriftelijke toestemming van een of meerdere burgemeesters én de secretaris. Om er toch maar zeker van te zijn dat de stadsontvanger zich onthield van financiële malversaties, was als extra veiligheidsmaatregel een borgtocht ingesteld. De positie van de stadsontvanger bleef tot 1851 dezelfde.
GeschiedenisAls gevolg van de gemeentewet van 1851 werd de functie van de stadsontvanger aangeduid met gemeenteontvanger. Op 21 november 1851 stelde de raad de instructie voor de gemeenteontvanger vast.

De gemeenteontvanger had een eigen kantoor. In de jaren. 1915-1940 was dat samen met bouw- en woningtoezicht gevestigd in een gebouw aan de Ridderstraat.

Met het uitdijen van het gemeentelijk apparaat en van de binnenkomende en uitgaande geldstromen namen de werkzaamheden van het kantoor van de gemeenteontvanger toe. Dat het personeelsbestand op het ontvangkantoor slechts een bescheiden groei doormaakte, had deels te maken met het feit dat tal van werkzaamheden al elders in het gemeentelijk apparaat werden uitgevoerd en deels door de zelfstandige positie die de gemeentebedrijven innamen. Vanaf 1910 waren die bedrijven zelfs financieel geheel zelfstandig.
Functies, beroepen of activiteitenDe stadsontvanger was belast met de invordering van alle inkomsten en ontvangsten van de gemeente. Door hem werden alle betalingen van de gemeente gedaan, op enkele uitzonderingen na. Bij alle verkopingen en verpachtingen was hij aanwezig. Dat de kas klopte en goed bewaakt werd, was in zijn belang, want hij was persoonlijk aansprakelijk voor alle gelden die kwijt raakten.

In de raadsvergadering van 11 juni 1910 werd besloten de gemeenteontvanger niet langer te belasten met de invordering van alle inkomsten en ontvangsten en met het verrichten van alle betalingen. De inkomsten, ontvangsten en betalingen ter zake van de exploitatie der Electriciteitswerken, Gemeente Gasfabriek en Waterleiding vielen niet langer onder de gemeenteontvanger. De gemeenteontvanger beheerde verder het Eversfonds en het Van Schaeck Mathonfonds.
Structuur of genealogieDe gemeenteontvanger stond 'onder de onmiddelijke bevelen van de Burgemeester en Wethouders'. Tot 1 januari 1906 had de ontvanger persoonlijk mensen in dienst. Vanaf genoemde datum trad zijn personeel in dienst van de gemeente en werden benoeming en ontslag van de klerken een zaak van het college van Burgemeester en Wethouders.

In 1905 bestond het personeel op het kantoor van de gemeenteontvanger uit een hoofdklerk en een tweede klerk. In 1908 kwamen daar een tijdelijke klerk en een bediende bij. In 1915 waren er op het kantoor, dat samen met bouw- en woningtoezicht gevestigd was in een gebouw aan de Ridderstraat, de volgende personen werkzaam: een hoofdklerk, een tweede klerk, twee derde klerken en een bewaarder van het gebouw aan de Ridderstraat.

In 1919 werkten er onder de gemeenteontvanger een commies, een adjunct-commies, een klerk 1e klas en 3 klerken 2e klas. In de oorlogsjaren bestond het personeel behalve uit de gemeenteontvanger nog steeds uit 6 personen: 2 commiezen, 2 adjunct-commiezen, 1 klerk 1e klas en 1 deurwaarder.

Hoewel de gemeenteontvanger een relatief zelfstandige positie innam binnen het gemeentelijk apparaat, vormde hij er wel een belangrijk onderdeel van. Voor een goede uitoefening van zijn taken was hij afhankelijk van de secretarie, de dienst belastingen en van het naar behoren functioneren van allerlei ambtenaren die zorgden voor de inning van gelden voor de gemeente.
Bron(nen)Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1919-1945', Gemeentearchief Nijmegen, 1995.
Gemeenteverslag 1910.
Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en stedelijke overheid te Nijmegen, 1816-1851', Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
Gruppelaar, L., 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1851-1919', Gemeentearchief Nijmegen, 1994.