Geërfdenorganisatie, vanaf 1838 dorpspolder, Heumen


ArchiefvormerGeërfdenorganisatie, vanaf 1838 dorpspolder, Heumen
Andere namenTeerse Sluispolder
Dorpspolder Heumen
Teersche Sluispolder
Teerschesluispolder
Archief414 Geërfdenorganisatie, vanaf 1838 dorpspolder, Heumen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
RechtsvormOverheidsorganisatie
Datering1823-1913
PlaatsHeumen
Opvolger(s)Buitenpolder de Teerse Sluispolder
GeschiedenisDe dorpsgemeenschappen in het rivierengebied tussen Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen kenden vóór de Bataafs-Franse tijd een vergadering van geërfden (grondeigenaren). Deze geërfdendorganisaties regelden niet alleen de lokale waterstaatszorg, maar in veel gevallen ook allerlei andere zaken van gezamenlijk belang. De meeste dorpsgemeenschappen / geërfdenorganisaties stonden onder toezicht van de, sinds de 13e eeuw bestaande, ambtsbesturen onder leiding van een ambtman, de vertegenwoordiger van de landsheer, later de Staten van Gelderland. Het betrof het ‘Ambt van tussen Maas en Waal’ en het ‘Ambt Rijk van Nijmegen’. Heumen vormde een uitzondering. Het vormde een zelfstandige heerlijkheid en hoorde als zodanig niet tot het Ambt Rijk van Nijmegen. De heerlijkheid werd in 1769 aangekocht door de stad Nijmegen.

De eerste kaden in het rivierengebied tussen Maas en Waal lagen dwars op de rivier en achter de dorpen langs de kommen en beschermden de dorpsgebieden tegen het water van de stroomopwaarts gelegen gronden en het water uit de komgebieden. Ieder dorp zorgde voor de eigen afwatering op de rivier (Wie het water deert, het water keert). Aanvankelijk lagen langs de rivieren geen kades. Pas begin 14e eeuw kwam in het gebied tussen Maas en Waal een gesloten dijkring tot stand. Het toezicht op die bandijken, het onderhoud en herstel van de bandijken en de zorg voor de hoofdontwatering van de streek werden toevertrouwd aan dijkstoelen. Aanvankelijk vormden het ambtsbestuur van tussen Maas en Waal en het ambtsbestuur van het Rijk van Nijmegen uit hun midden één dijkstoel, die echter in 1328 werd gesplitst in twee afzonderlijke dijkstoelen, een per ambt. De ambtman fungeerde ook als dijkgraaf. De dijkstoel van Maas en Waal schouwde ook de Maasdijken in Mook en Heumen, ondanks dat Heumen een heerlijkheid was (in het Rijk van Nijmegen) en Mook Kleefs grondgebied. De hoge heerlijkheid Batenburg had een eigen (particuliere) dijkstoel, maar de (hoge) Dijkstoel van Maas en Waal had het recht daar de bandijk (ook) te schouwen.

Na de bedijking werd het ook de ontwatering van de streek meer centraal geregeld. Vanaf de 14e eeuw waren er twee door het hele gebied van oost naar west lopende weteringen. De Oude en de Nieuwe Wetering, met sluizen die uitwaterden op de Maas en keersluizen, die moesten voorkomen dat de hoger gelegen plaatsen naar eigen goeddunken hun water zouden lozen en daarmee de lagergelegen dorpen schade zouden berokkenen. Bij die hoofdwatergangen in de streek hadden beide ambten belang. Om onderlinge problemen zoveel mogelijk te voorkomen werden die watergangen vanaf 1678 door de ambten gezamenlijk beheerd (de ‘Gecombineerd Schouw’), Vanaf 1827 werd die toestand nader gereglementeerd en in 1882 trad een nieuw reglement in werking waarbij formeel het ‘Waterschap De Gecombineerde Waterlossing van het Rijk van Nijmegen en Maas en Waal’ tot stand kwam.

De geërfdenorganisaties verloren vanaf 1798 en zeker vanaf de instelling van de moderne burgerlijke gemeenten in 1810 de meeste taken aan de (burgerlijke) gemeentebesturen, behalve dan de lokale waterstaatszorg. Na de Bataafs-Franse tijd gingen de geërfdenorganisaties in afgeslankte vorm door als dorpspolders-avant-la-lettre.

De ambtsbesturen in het Kwartier van Nijmegen kenden na de Franse Tijd een wat rudimentair bestaan. Feitelijk was er voor deze besturen geen taak meer na de invoering met de invoering per 1 januari 1818 van het bij Koninklijk Besluit van 11 februari 1817 vastgestelde 'Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland', waarbij het platteland werd ingedeeld in hoofdschoutambten en schoutambten (gemeenten). Definitief werden de ambten opgeheven bij Koninklijk Besluit van 28 april 1825. De dijkstoelen bleven wel in stand.

Bij de invoering van het Reglement op het beheer der rivierpolders in Gelderland (meestal kortweg het Rivierpolderreglement genoemde) per 1 januari 1838 werden de bestaande geërfdenorganisaties officieel omgedoopt tot ‘dorpspolders’ met een meer afgebakende taak ten aanzien van de lokale waterstaatszorg. Het rivierpolderreglement betekende ook het einde van de dijkstoelen in Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen. Ook de particuliere dijkstoel van Batenburg werd opgeheven. Per die datum kwamen de polderdistricten Maas en Waal en Rijk van Nijmegen tot stand, die bestuurd werden door een algemeen bestuur (het ‘Gecombineerd College’) en een dagelijks bestuur (de ‘Dijkstoel’). Aan die districten werden niet alleen het beheer van de bandijken en de hoofdwatergangen in het gebied toevertrouwd, maar ook het toezicht op de inliggende dorpspolders. Heumen ressorteerde onder het Polderdistrict Rijk van Nijmegen.

Van de geërfdenorganisatie van Heumen van vóór 1838 zijn slechts enkele stukken vanaf 1823 bewaard gebleven. De dorpspolder Heumen werd in 1913 opgeheven bij de totstandkoming van de Teerse Sluispolder als buitenpolder in het Polderdistrict Rijk van Nijmegen. Die polder omvatte gedeelten van de gemeenten Heumen, Nijmegen (Hatert), Wijchen en Overasselt (voor het archief van die polder zie RAN toegang 1735).
Functies, beroepen of activiteitenDe taken van de geërfdenorganisatie / dorpspolder lagen op het gebied van het beheren van belangen van de dorpsgemeenschap. Vóór 1838 kan dat ook (veel) meer inhouden dan lokaal waterschapsbeheer. Vanaf het ontstaan van de moderne burgerlijke gemeenten in 1810 en het ontstaan van de dorpspolders in 1838 werden de taken meer beperkt tot lokale waterschapszorg.
Structuur of genealogieDe dagelijkse gang van zaken werd in de tijd van de geërfdenorganisatie geregeld door een schout en twee buurmeesters.

Vanaf de invoering van het Rivierpolderreglement in 1838 had iedere dorpspolder een (dagelijks) polderbestuur, onder leiding van een voorzittend poldermeester, welke samen met de geërfden, de geërfdenvergadering (algemeen bestuur) uitmaakte. Gedeputeerde staten benoemden de poldermeesters voor zes jaar op voordracht van de geërfdenvergadering. De polderdistricten in het gebied waren belast met het toezicht op de inliggende (dorps)polders. Heumen behoorde tot het Polderdistrict Rijk van Nijmegen.

In 1913 werd de dorpspolder opgeheven en ging het gebied onderdeel uitmaken van de 'Buitenpolder de Teerse Sluitspolder' (RAN toegang 1735).