Beschrijving (regest) | Ryquijn van Opwick, richter te Ghent; Johan Sob en Aelbert ter Moelen, schepenen aldaar. - Johan van Boeningen erkent schuldig te zijn aan Johan van Valkenborch, als prov. van het Heilige Geest-huis, 500 Frankische schilden, op St. Jan e.k. te betalen, waarvoor hij ten onderpand gesteld heeft een stuk lands in 't schependom van Ghent; een erftins van 1 Fr. s. en 1 Rijnsche gulden, uit 't huis van Evert Roggen; een van 1 Merck, uit de goederen van Johan Duchterix; en een van 1 pond, uit die van Gerit Leven'sz.; al hetgeen bij niet-betaling terstond vervalt aan het Heilige Geest-huis.
Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert ende negen ende dertich ipso die Odulphi. |
---|