Slachthuis Nijmegen


ArchiefvormerSlachthuis Nijmegen
Andere namenGemeente Slachthuis Nijmegen
Gemeentelijk Slachthuis
Gemeentelijk Slachthuis Nijmegen
Archief58 Gemeentelijk Slachthuis Nijmegen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
Datering1900-1976
PlaatsNijmegen, Waaldijk 284 (1900-1920)
Nijmegen, Linker Waalbandijk 6-8-12 (1922-1924)
Nijmegen, Linker Waalbandijk 10 (1920-1920)
Nijmegen, Waalbandijk 10, 16 (1926-1934)
Nijmegen, Havenweg 6-8 (1928-1932)
Nijmegen, Havenweg 4 (1936-1936)
Nijmegen, Havenweg 2 (1964-1976)
Opvolger(s)Gemeentelijke Vleeskeuringsdienst Nijmegen
Algemene contextEind negentiende eeuw groeide bij de stedelijke overheid de overtuiging dat de vele over de gehele stad verspreide slachthuizen vervangen zouden moeten worden door één slachthuis, beheerd door de gemeente. Dit zou leiden tot een betere vleeskeuring, die de volksgezondheid ten goede zou komen. In 1893 verscheen een rapport waarin de mogelijkheid werd onderzocht om zonder geldelijk bezwaar voor de gemeentekas een slachthuis op te richten. De gemeentearchitect, opsteller van dat rapport, gaf aan dat een slachthuis dat zou voldoen aan die randvoorwaarde een haalbare kaart was. Het college van Burgemeester en Wethouders deed de raad vervolgens het voorstel in te stemmen met de bouw van een slachthuis. Het voorstel van het college ontmoette in de raadsvergadering van 11 november 1893 kritiek. De raad vroeg zich af of het tot zijn competentie behoorde te verbieden dat buiten het slachthuis om geslacht werd. Daarvan hing namelijk een gunstige exploitatie grotendeels af. Besloten werd een commissie te benoemen om onderzoek te doen naar de juridische en financiële aspecten van een gemeentelijk slachthuis. Deze commissie verklaarde eind 1895 voorstander te zijn van een openbaar slachthuis.

In 1896 nam de raad de beslissing tot oprichting van een slachthuis. Hij liet daarbij het algemeen belang prevaleren boven dat van de slagers. Een verslag van de gezondheidscommissie, waarin zij wees op de vele overtredingen van de slachtverordening en op de grote verontreiniging met bloed van straten en goten in de stad, gaf de raad argumenten ten voordele van het slachthuis. Op 30 juli 1898 gaf de raad zijn goedkeuring aan het ontwerp van de gemeentearchitect voor een slachthuis ten westen van de Nieuwe Haven, de huidige Waalhaven. Tevens werd de sollicitatieprocedure voor een directeur van het slachthuis in gang gezet. Een nieuw gemeentebedrijf was daarmee geboren.
GeschiedenisIn 1900 werden de verschillende slachthuizen in Nijmegen vervangen door één gemeentelijk slachthuis. Op 1 april 1900 opende het gemeentelijk slachthuis zijn poorten. Per 1 juli daaropvolgend werd het een verplichting in het slachthuis te slachten. Na Amsterdam, Rotterdam en Roermond was Nijmegen de vierde stad met een gemeentelijk slachthuis.
Het complex werd ontworpen volgens het Franse systeem, waarbij de belangrijkste inrichtingen centraal werden gegroepeerd. Een verkeersweg met daarlangs verschillende bijgebouwen omsloot het geheel.

Voor het slachthuis werd een commissie van toezicht benoemd. Deze werd bij raadsbesluit van 16 december 1905 opgeheven. In 1913 kwam een nieuwe commissie van bijstand, nadat Burgemeester en Wethouders zich akkoord hadden verklaard met een verzoek daartoe vanuit de raad.

De Keuringsdienst van Waren, die vanaf 1907 was ondergebracht in een gebouw op het slachthuisterrein en tot in 1921 onder de directeur van het slachthuis viel maar organisatorisch los van het Slachthuis stond, kreeg in 1923 een eigen onderkomen in de Van Nispenstraat.

Het slachthuis verrichtte in het begin van de twintigste eeuw niet alleen diensten voor slagers die werkzaam waren op de lokale markt. Ook exportslagers wisten de weg naar het slachthuis te vinden. Toen Engeland in 1927 de invoer van vers vlees verbood, ging één van de exportslagers te Nijmegen zich toeleggen op de fabricage van bacon. De directeur van het slachthuis maakte vervolgens een plan voor het als een soort joint venture bouwen van een exportfabriek. Het plan ging niet door omdat de partijen het niet eens konden worden over de door het slachthuis te hanteren tarieven.
Een commerciële activiteit die wel enige tijd binnen de muren van het slachthuis plaatsvond, was de beender- en vleesmeelfabricage door een exportslager. Over dit soort commerciële activiteiten werd in de jaarverslagen van het slachthuis echter niet gerept. De jaarverslagen informeerden de raad over de grote drukte door de exportslachtactiviteiten. Door die drukte ontstond ruimtegebrek en kwam bovendien de kwaliteit van de vleeskeuring in gevaar, wat voor de slachthuisdirecteur reden was om de bouw van een extra slachthal en de aanstelling van een derde keuringsarts te vragen. Aan het eerste verzoek wilde de raad wel gevolg geven, aan het tweede vooralsnog niet. In 1929 kwam er toch een hulpkeurmeester bij, zodat aan de oorspronkelijke kerntaak van het slachthuis, preventieve gezondheid, weer meer aandacht besteed kon worden.
Het leveren van koelijs, een nevenactiviteit van het slachthuis, werd eind jaren dertig gestaakt. Door de opkomst van 'elektrische koelinrichtingen' was de vraag naar ijs zeer gering geworden. De ijsfabriek in het slachthuis werd afgebroken.

Vanaf 1945 kwam er een ontwikkeling op gang waarbij de vleesgroothandel en de vlees exporterende bedrijven steeds meer bezit namen van het openbare slachthuis. De zelf slachtende slager raakte op de achtergrond. Naast de openbare slachthuizen ontstonden bovendien particuliere slachthuizen. Bij beide kreeg men te maken met steeds meer slachtdieren en vlees. Er ontstond een vleesindustrie. In de loop der jaren kwamen verschillende verbeteringen en uitbreidingen van het gemeenteslachthuis tot stand. Op 18 juni 1966 werd het slachthuis officieel heropend ter afsluiting van de in 1959 gestarte verbouwingen, waardoor het voldeed aan de eisen die waren gesteld in Europese voorschriften voor de slachthuizen.

Op 21 december 1972 stemde de gemeenteraad in principe in met de overdracht van het slachthuis aan de slachthuisgebruikers. Deze verenigden zich vervolgens in een besloten vennootschap, de Slachthuis Nijmegen B.V.. Als gevolg van de definitieve overdracht van het slachthuis in 1977 veranderde ook de positie van de Vleeskeuringsdienst, die tot dan toe een onderdeel was van het Gemeenteslachthuis. Vleeskeuring bleef namelijk een overheidstaak. De gemeenteraad wees de Vleeskeuringsdienst aan als tak van dienst, als bedoeld in artikel 252 van de Gemeentewet, met ingang van 1 januari 1977.
Functies, beroepen of activiteitenHet slachten van dieren voor de lokale slagerijen en voor de export, het keuren van vlees en andere voedselwaren en – tot in de jaren 1930 – het verkopen van koelijs.
Structuur of genealogieHet personeel bestond uit een directeur, een keurmeester, een eerste machinist en een tweede machinist, een opzichter, een stoker, een klerk-boekhouder en vijf arbeiders. Voor het rijden van een ijswagen, die het koelijs in de stad rondbracht, huurde het slachthuis een paard en een knecht.

In de periode tot 1919 onderging het personeel van het slachthuis nog enige veranderingen en uitbreidingen. In 1910 werd de keurmeester tevens aangesteld als plaatsvervangend directeur. Twee jaar later kreeg hij voor zijn taak als keurmeester assistentie: een tweede veearts/keurmeester werd benoemd. In 1915 stelde het slachthuis een hulpkeurmeester van vee en vlees aan die tevens controleur was bij de Keuringsdienst van Waren. In 1917 werd de directeur tijdelijk uit zijn functie ontheven, omdat Burgemeester en Wethouders het niet wenselijk achtten dat hij de betrekkingen van directeur slachthuis en directeur distributiebedrijf langer combineerde. Hij was voorlopig alleen nog als adviseur aan het slachthuis verbonden. Lager in de organisatie was het personeelsbestand intussen gegroeid. In dienst waren nu een klerk en een boekhouder, verder een portier en negen vaste en drie losse werklieden. Eén opzichter, één stoker, één eerste en één tweede machinist, dezelfde aantallen nog als bij de start in 1900, completeerden de lagere rangen van het slachthuispersoneel.

Het bedrijf dat in 1919 een personeelsbestand had van rond de twintig personen, telde in 1940 ruim 25 werknemers, een aantal dat bij de bevrijding in 1944 terugliep tot 21 personen. Kwantitatief waren de personele ontwikkelingen weinig opzienbarend, maar kwalitatief had er toch een opmerkelijke verandering plaats gevonden. Aanvankelijk vormden de directeur en adjunct-directeur van het slachthuis tevens de directie van de in 1907 opgerichte Keuringsdienst van Waren. In 1922 kreeg de Keuringsdienst een eigen directie.

Directeurs van het slachthuis:
1900-1917: E.A.L. Quadekker
1917-1919: J.J. Meier (waarnemend)
1919-1929: E.A.L. Quadekker
1929-1943: R. van Santen
1943-1944: (waarnemend)
1944-1959: R. van Santen
1959-1971: W.C. Nieuwenhuys
1971-1976: S.P. Koopman
Bron(nen)Archief van de Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - diensten en bedrijven, 1945-1984, inventarisnummers 4258, 4275 en 4276.
Brabers, J. (red.), Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland. Negentiende en Twintigste eeuw, Nijmegen 2005, p. 258.
Gemeenteverslagen 1893-1929.
Gruppelaar, L., Lokaal bestuur en stedelijke overheid te Nijmegen, 1851-1919, Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
Gruppelaar, L., Lokaal bestuur en stedelijke overheid te Nijmegen, 1919-1945, Gemeentearchief Nijmegen, 1995.
Nabuurs, N., Lokaal bestuur en stedelijke overheid te Nijmegen, 1945-1984, Gemeentearchief Nijmegen, 1996.
Regionaal Archief Nijmegen, Wetenschappelijke correspondentie, inventarisnummer 562-350 (1990).