Archiefvormer | stad Huissen |
---|---|
Andere namen | mairie Huissen (1811-1813) |
Archief | 1283 Stad Huissen, de ambten Huissen en Malburgen en het schuttersgilde Sint Gangulphus |
Soort entiteit | Organisatie |
Type instelling | Overheid |
Rechtsvorm | overheid |
Datering | 1310-1816 |
Plaats | Huissen |
Opvolger(s) | Gemeente Huissen |
Geschiedenis | De oudste schriftelijke vermelding van Huissen vinden we in een schenkingsakte uit 814 van een hoeve te 'Huasenheim' aan het klooster Lorsch in Hessen (Duitsland). In het Kleefse stadsrecht van 1242 is sprake van een Kleefse tol bij Huissen. Het is bekend dat de plaats in 1314 stadsrechten had. Zeer waarschijnlijk heeft Huissen die kort voor of in dat jaar gekregen van graaf Dirk IX van Kleef (1310-1347). Hij streefde tijdens zijn bewind naar meer eenheid in het grafelijk bestuur en kende daarin een grote rol toe aan ambten en steden. De stad Huissen vormde samen met de ambten Huissen en Malburgen het drostambt Huissen. Het Kleefse bezit van Huissen werd door de Gelderse hertogen enige malen betwist. Van 1368 tot zijn dood in 1371 was de Gelders hertog Eduard zelfs landsheer van Huissen, waarna het weer aan Kleef kwam. In 1502 deed hertog Karel van Gelre een aanval op de stad die door de Huissenaren met steun van Kleefse troepen roemrucht werd afgeslagen. Hoewel ook keizer Karel V als Bourgondisch erfgenaam omstreeks 1550 nog interesse toonde om Huissen bij Gelderland te voegen, is de stad daarna tot 1795 vrijwel onomstreden bij de Kleefse erflanden gebleven. Na het kinderloos overlijden van de Kleefse landsheer in 1609 kwam Huissen onder het bestuur van de Brandenburgse keurvorsten, vanaf 1701 koningen in Pruisen. Vooral onder het centralistische Pruisische bewind ging in de achttiende eeuw veel van de stedelijke autonomie verloren. Onder koning Frederik Willem I (1713-1740) werd de vrije magistraatsverkiezing afgeschaft. Burgemeester en schepenen werden vanaf 1717 door de koning benoemd. In financiële zaken was de magistraat verantwoording schuldig aan de 'Commissarius Loci', een rijksambtenaar. In 1753 werd de zelfstandige richtersfunctie van Huissen opgeheven en samengevoegd met het richterambt van Zevenaar. In januari 1795 bezetten de revolutionaire Franse legers Huissen. Na de in dat jaar in Basel gesloten vrede tussen Frankrijk en Pruisen verlieten zij Huissen weer. De staten van Gelderland toonden in 1795 belangstelling voor Huissen. Met steun van de Fransen kwam het uiteindelijk in 1802 tot een verdrag tussen de Bataafse Republiek en Pruisen waarbij Huissen bij Gelderland gevoegd zou worden, een verdrag dat overigens niet geëffectueerd werd. In het spoor van de Franse opmars in het Duitse Rijk werd Huissen zelfs in 1806 ingedeeld bij het Groothertogdom Berg. Door inspanningen van koning Lodewijk Napoleon, kwam Huissen in 1808 bij het in 1806 gevormde Koninkrijk Holland. In 1810 lijfde Frankrijk het Koninkrijk in. In de nieuwe Franse bestuursorganisatie vormde Huissen met de ambten Huissen en Malburgen en het Overbetuwse dorp Elden de gemeente of 'mairie' Huissen. De gemeente hoorde tot het Departement van de Boven IJssel en daarbinnen tot het arrondissement Tiel. Het arrondissement was opgedeeld in kantons. De gemeente Huissen viel onder het kanton en daarmee het kantongerecht van Bemmel. Daarmee verloor de oude stad definitief haar eigen gerecht. Na de verloren Slag bij Leipzig in oktober 1813 trokken de Fransen zich terug en namen de Pruisen in december 1813 Huissen (zonder Elden, maar met Hulhuizen) formeel weer in bezit. De onderhandelingen over de overgang van Huissen naar het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden werden onderwerp van gesprek tussen Pruisen en Nederland tijdens het Congres van Wenen. Op 31 mei 1815 kwam het tot een formele overeenkomst. De feitelijke overgang van Huissen naar Nederland vond op 1 juni 1816 plaats. |
Functies, beroepen of activiteiten | Het stadsbestuur droeg zorg voor het burgerlijk bestuur en de rechtsspraak in de stad. Het sprak recht in criminele en civiele zaken en vervulde een notarisfunctie. Het was verantwoordelijk voor het onderhoud der openbare ruimte en de publieke gebouwen waaronder de stadspoorten en de muren. Tot 1809 kende de stad een stadswaag. |
Structuur of genealogie | Het stadsbestuur bestond van het begin af uit zeven schepenen en vier raden, vanaf circa 1350 met een burgemeester. De landsheer benoemde een richter die bij rechtszaken in de schepenbank voorzat. Tot 1394 vervulde de drost of ambtman deze functie, daarna kon de drost ook een plaatsvervanger als richter aanstellen. Vanaf 1717 benoemde de Pruisische koning de leden van het stadsbestuur. De schepenen waren ingezetenen van de stad, de burgemeester kwam (meestal) van buiten. Het aantal leden van de magistraat liep in de achttiende eeuw terug van acht in 1713 tot drie of vier in de tweede helft van die eeuw. De leden van dit 'Pruisische' stadsbestuur waren protestants. Vanaf 1753 werd de functie van drost-ambtman niet meer vervuld. De zelfstandige richterfunctie werd in dat jaar gecombineerd met het richterambt van Zevenaar. De mairie Huissen (1811-1813) bestond uit een 'maire' of burgemeester, twee 'adjoints' of wethouders en een municipale of gemeenteraad, allen aangesteld door de prefekt van het departement. |
Bron(nen) | Graswinckel, Jhr. Mr. D.P.M., Rechterlijke archieven der voormalige Kleefsche enclaves in Gelderland, Den Haag 1927 Smit, Dr E.J.Th.A.M.A., De oude Kleefse enklaves en hun overgang naar Gelderland, Zutphen 1975 Zweers, Drs J.H.F. en Dr E.J.Th.A.M.A. Smit, Geschiedenis van Huissen, Huissen 2000 Smit, Dr E.J.Th.A.M.A, Canon van de Huissense geschiedenis, Huissen 2009 |