Dienst Bouw- en Woningtoezicht


ArchiefvormerDienst Bouw- en Woningtoezicht
Andere namenBouw- en Woningtoezicht Nijmegen
Archief52 Dienst Bouw- en Woningtoezicht Nijmegen
1335 Bouwvergunningen gemeente Nijmegen
1646 Hinderwetvergunningen gemeente Nijmegen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
Datering1915-1949
PlaatsNijmegen, Ridderstraat 23 (1915-1940)
Nijmegen, Waldeck Pyrmontsingel 14-16 (1941-1949)
Nijmegen, Hertogstraat 46 (1940-1941)
Opvolger(s)Dienst Publieke Werken en Volkshuisvesting
Algemene contextTot ver in de negentiende eeuw tijd hield de overheid zich afzijdig van de persoonlijke woonomstandigheden, de hygiëne en gezondheid van haar burgers. Wel stelde het stadsbestuur al in eeuwen lang bouwschriften op om de algemene veiligheid te vergroten en direct gevaar voor de omgeving te voorkomen. In de negentiende eeuw drongen gemeentelijke gezondheidscommissies er bij het gemeentebestuur – vaak tevergeefs – op aan om het woon- en leefklimaat te verbeteren.

Pas met de ontmanteling van de vesting en de uitbreiding van de stad, vanaf circa 1879, traden enige verbeteringen op. Er kwamen bouwverordeningen die minimummaten voor de inhoud van vertrekken en de oppervlakte van ramen voorschreven. In 1893 breidde de gemeente op aandringen van de Gezondheidscommissie de regelgeving voor de ‘bouwpolitie’ uit: er kwamen nu ook voorschriften voor ‘den afvoer van faecaliën en huiswater en de inrichting van de daarvoor bestemde putten’.

In de Woningwet van 1901 werd geregeld dat de landelijke overheid algemene regels opstelde. Uitbreidingsplannen moesten op hoger niveau (door Gedeputeerde Staten) worden goedgekeurd en gemeenten kregen meer mogelijkheden om over te gaan tot onbewoonbaarverklaring, ontruiming en sloop. Verder bepaalde de wet in welke mate het Rijk en de gemeenten financieel moesten bijdragen aan de verbetering van de volkshuisvesting. De gemeente Nijmegen stelde naar aanleiding hiervan een nieuwe bouwverordening vast op 1 augustus 1903.

Binnen de dienst Gemeentewerken werd in 1906 een afdeling voor bouw- en woningtoezicht gevormd en bij besluit van 20 juni 1914 stelde de gemeenteraad per 1 januari 1915 een inspecteur van Bouw- en Woningtoezicht in.
GeschiedenisDe dienst voor Bouw- en Woningtoezicht was per 1 januari 1915 een feit. Het vier man tellende personeel was afkomstig van de dienst Gemeentewerken. In de volgende jaren groeide het aantal medewerkers langzaam.
In 1948 werd het aantal personeelsleden uitgebreid van tien naar 16 en in 1949 naar 27 door de overname van wederopbouwwerkzaamheden.

Per 1 oktober 1949 werd de dienst Bouw- en Woningtoezicht opgeheven. Zij ging deel uitmaken van de nieuwe dienst Publieke Werken en Volkshuisvesting.
Functies, beroepen of activiteitenDe dienst had diverse taken:

1. Toezicht houden op het bouwen. De dienst bracht advies uit over aanvragen voor de verstrekking van bouwvergunningen, oefende regelmatig controles uit tijdens de bouw, zag toe op de naleving van de veiligheidsvoorschriften tijdens het bouwen en adviseerde onder andere over het verlenen van rijkspremies.

2. Toezicht houden op het wonen. Bouw- en Woningtoezicht stelde rapporten op over de toestand van woningen, spoorde woningeigenaren of huurders aan tot herstel van gebreken, adviseerde B & W over het onbewoonbaar verklaren van woningen en stelde de (her)nummering van huizen vast in overleg met de Secretarie, afdeling Bevolking.

3. Toezicht houden op de uitvoering van andere wetten en gemeentelijke verordeningen, waaronder het adviseren over de verlening van aanvragen voor reclamevergunningen en hinderwetvergunningen, het toezicht houden op naleving van onder andere de drankverordening.

4. Overige activiteiten, zoals het deelnemen van de directeur aan de schoonheidscommissie (vanaf 1923) en aan het ‘Prijzenbureau voor Onroerende Zaken’, dat in de Tweede Wereldoorlog belast was met de taxaties van huur-, pacht- en verkoopprijzen van percelen en terreinen.
Structuur of genealogieHet personeel bestond in 1914 uit een inspecteur en drie opzichters. Een jaar later kwam daar een schrijver bij voor het administratieve werk. In 1918 bestond de dienst uit een inspecteur, drie opzichters en twee klerken derde klas. In 1919 werd de titel ‘inspecteur’ vervangen door ‘directeur’ en werden de opzichters ‘technisch ambtenaren’. Eén van de ambtenaren werd tot hoofdopzichter benoemd.
Bij de directeur van bouw- en woningtoezicht berustte tevens de leiding over de brandweer. Zo bleef het toezicht op bouwen en wonen een verband houden met de algemene veiligheid.
Bron(nen)50 Jaar Bouw- en Woningtoezicht, Dienst Publieke Werken en Volkshuisvesting, Nijmegen 1955.
Gemeentebladen
Gemeenteverslagen
Gruppelaar, Leon 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1851-1919', Gemeentearchief Nijmegen, 1994.
Hillebrand, H., Koopmans C., Woon- en leefomstandigheden in Nijmegen van 1851- 1914, Nijmegen 197, p. 58.
Nabuurs, Nel, 'Lokaal bestuur en gemeentelijke overheid te Nijmegen, 1945-1984', Gemeentearchief Nijmegen, 1996.
Raadsverslagen