Gemeente Gendt


ArchiefvormerGemeente Gendt
Andere namenSchoutambt Gent (1818-1825)
Heerlijkheid Gendt en Erlecom (1818-1850)
Gent (1818-1937)
Archief1290 Gemeente Gendt
1292 Gemeente Gendt
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
Rechtsvormoverheid
Datering1818-2000
PlaatsGendt (1818-1892)
Voorganger(s)Gemeente Gendt 1811-1817
Industrieschap Gendt-Bemmel
Opvolger(s)Gemeente Lingewaard
Algemene contextVoor de organisatie van het gemeentebestuur werden na het vertrek van de Fransen in 1814 reglementen opgesteld, waarbij een scherp onderscheid werd gemaakt tussen stad en platteland. Voor de plattelandsgemeenten (tussen 1818 en 1825 schoutambten genoemd) rondom Nijmegen trad per 1 januari 1818 een Gelders reglement in werking, in 1825 door een nieuw reglement vervangen. Deze reglementen voorzagen in een gemeenteraad en een college. Het college werd gevormd door de burgemeester (tussen 1818 en 1825 schout genoemd) en één of meer assessoren. De burgemeester werd door de koning benoemd, de gemeenteraad door de provinciale staten en de assessoren vóór 1825 door de provinciale staten en daarna door de gouverneur. De Gelderse plattelandsgemeenten onderhielden geen rechtstreeks contact met het provinciaal bestuur, maar deden dit via een bestuurlijke tussenlaag: zeventien hoofschoutambten, die na 1825 geleidelijk werden vervangen door vijf districten. De Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 maakten een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. Iedere gemeente kreeg drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Hiervan was de gemeenteraad het belangrijkste orgaan, waaraan alle bevoegdheden met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding van de gemeente toekwam die niet wettelijk aan één van de beide andere bestuursorganen waren opgedragen. De raadsleden werden voortaan direct gekozen door stembevoegde inwoners, de gemeenteraad koos uit zijn midden de wethouders en de burgemeester werd benoemd door de koning. Alle heerlijke rechten met betrekking tot voordracht van functionarissen vervielen en de districten werden, per 1 januari 1850, afgeschaft. Verder schreef de Gemeentewet iedere gemeente een gemeentesecretaris voor, de hoogste gemeentelijke ambtenaar, die als taak had de drie bestuursorganen te ondersteunen. Voor de bestuurlijke verhoudingen was de voornaamste ontwikkeling dat het kiesrecht gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw voor een steeds grotere groep inwoners werd opengesteld, totdat in 1917 het algemeen kiesrecht voor mannen werd ingevoerd en in 1919 ook voor vrouwen. In 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd de Gemeentewet bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied tijdelijk opgeschort; per 1 september van dat jaar werden alle gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers. De oude bestuurlijke verhoudingen werden pas in het najaar van 1945 hersteld. Na de Tweede Wereldoorlog zette zich een tendens door waarin steeds meer taken van het plaatselijk bestuur op een intergemeentelijk niveau werden geregeld via gemeenschappelijke regelingen tussen (buur)gemeenten. Om het gemeentelijk bestuur efficiënter te maken drongen het Rijk en de provincie aan op het samengaan van gemeenten. In 1980 vond er een gemeentelijk herindeling plaats in het gebied ten zuiden van Nijmegen. Het gebied ten westen van Nijmegen volgde in 1984, dat ten noorden in 2000 en dat ten oosten in 2015.
GeschiedenisDe gemeente Gendt is in 1817 ingesteld bij het provinciaal Reglement voor het platteland van de Provincie Gelderland. Tot 1825 sprak men van het schoutambt Gent. Het schoutambt bestond uit Gendt en de voormalige Kleefse heerlijkheid Hulhuizen. De naam Gent was tot 1937 de officiële benaming bij Provincie en Rijk. Op speciaal verzoek van de gemeente werd toen de officiële naam gemeente Gendt.

Gendt behoorde vanouds tot de heerlijkheid Gendt en Erlecom. In 1818 verwierf de Nijmeegse burgemeester A.F. van den Steen de onverdeelde heerlijkheidsrechten, wat inhield dat hij een belangrijke stem had in de benoeming van functionarissen en raadsleden. Zijn schoonzoon C.H. Phaff was de eerste schout, vanaf 1825 burgemeester van Gendt. Phaff woonde niet in Gendt, maar in Nijmegen. Het gemeentehuis was gevestigd op het Huis te Gendt. Daar woonde assessor/wethouder G.W. Merkes. Merkes had het Huis in 1805 gekocht en was van 1811 tot 1817 maire/burgemeester van de mairie/gemeente Gendt geweest. In 1831 volgde hij Phaff op als burgemeester van Gendt. Na zijn overlijden in het ambt werd hij opgevolgd door zijn schoonzoon A. van der Goes (1835-1872) en zijn kleinzoon J.F.A. van der Goes (1872-1892). Merkes' zoon Johan Gerrit Willem kocht in 1842 na het overlijden van A.F. van den Steen de heerlijkheid Gendt en Erlecom, maar met de invoering van de nieuwe Gemeentewet in 1850 kon hij geen invloed meer uitoefenen op het Gendtse bestuur. Hoewel de bevolking overwegend katholiek was, kende de gemeente tot in de twintigste eeuw alleen protestantse burgemeesters. In 1916 werd de katholiek E.P. Simonis benoemd. Met de benoeming van J.B.R. van der Meulen had Gendt van 1946 tot 1960 zelfs een burgervader uit eigen kring.

Het Huis te Gendt bleef tot 1899 in gebruik als gemeentehuis. In dat jaar werd het nieuwe gemeentehuis aan de Markt 22 in gebruik genomen. Het werd in 1936 verbouwd en uitgebreid, maar liep als gevolg van de oorlogshandelingen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog onherstelbare schade op. De bevolking en het gemeentebestuur van Gendt waren van oktober 1944 tot juni 1945 geëvacueerd. Van 1945 tot 1950 was het gemeentehuis gevestigd in het pand Markt 10, tevens de ambtswoning van de burgemeester. Onder leiding van de architect Charles H.B. Estourgie werd in 1950 de villa van de gemeentearts Coenders verbouwd tot bestuurscentrum. Het nieuwe gemeentehuis aan de Nijmeegsestraat 19 werd nog in datzelfde jaar officieel geopend en bleef in gebruik tot de opheffing van de gemeente in 2000. Van 1985 tot 2000 was daarnaast het pand Markt 22 in gebruik voor de afdeling Gemeentewerken, later Ruimtelijke ordening, gemeentewerken en milieu.

De bevolking van de gemeente groeide van zo'n 900 inwoners in 1818 tot ruim 7000 in de jaren negentig van de twintigste eeuw. Bestaansmiddelen waren in de negentiende eeuw vooral de landbouw en de opkomende steenfabricage. In 1900 waren er vijf steenfabrieken in de gemeente met 500 arbeiders. In 1906 werd de steenfabriekarbeider en vakbondsvoorman Hendrik Braam in de gemeenteraad gekozen. Hij zou er tot 1942 lid van blijven en was 26 jaar wethouder. Naast de scheepsbouw ontwikkelde zich met name na de Tweede Wereldoorlog enige industrie in Gendt.

Omstreeks 1840 en 1940 was er sprake van dat de gemeente Gendt zou moeten samengaan met de gemeente Bemmel. In 1968 trad Gendt toe tot het stadsgewest Nijmegen. De druk van de steden Arnhem en Nijmegen op het gebied tussen Rijn en Waal leidde in 1991 tot het zogenaamd 'Pact van Doornenburg' waarin Gendt met andere Overbetuwse gemeenten een alternatief zochten voor de woningbouwplannen van Arnhem en Nijmegen. Het Pact hield geen stand. In 1995 kwamen plannen voor het vormen van grotere gemeenten en een gemeentelijke herindeling in de Overbetuwe in een stroomversnelling. Gendt zocht toenadering tot Bemmel en Huissen, wat per 1 januari 2001 uitmondde in een samenvoeging van die gemeenten onder de naam gemeente Lingewaard.


Burgemeesters;
1818-1832 C.H. Phaff
1832-1835 G.W. Merkes
1835-1872 A. van der Goes
1872-1892 J.F.A. van der Goes
1892 C. Bosman
1893-1916 G.W. Maas Geesteranus
1916-1928 E.P. Simonis
1928-1933 M.J. Smulders
1933-1944 H.H. Crevels
1944-1945 C. Becude
1946-1960 J.B.R. van der Meulen
1960-1971 A.J.J.M. Arends
1971-1976 C.A.C. Smal
1976-1982 Th.H. Jeuken
1983-1996 H.W.M. Lichtenberg
1996-1998 Th.J.M. van Casteren(wnd)
1998-2000 H.L van der Wende (wnd)


Gemeentesecretarissen;
1892-1898 J.I.A. Lorman
1898-1924 J.W. van der Meulen
1924-1945 F.A.A. Smijers
1947-1960 A.J.J.M Arends
1960-1985 H.A.M. Jans (1972-1976 Th.A.M. Kleijn wnd)
1985-1995 A.J. Ekels
1995-2000 M. Mentink
Functies, beroepen of activiteitenDe belangrijkste taak van de gemeente was het maken van keuzes in zaken waarover ze zelfstandig mocht beslissen. Ze voerde landelijk en eigen beleid uit. Daarnaast was de gemeente belast met de uitvoering van landelijke wetten, het zogenaamde 'mede-bewind. De gemeente Gendt nam in de negentiende eeuw veel taken overnam van de dorpspolder, met name het wegenonderhoud. Na 1851 werden de taken van de gemeenten aanzienlijk uitgebreid, onder meer op het gebied van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, onderwijshuisvesting, milieu, Hinderwet, maatschappelijke ondersteuning en bijstandsverlening.
Structuur of genealogieHet bestuur van de gemeente Gendt bestond uit een college van schout en assessoren, vanaf 1825 burgemeester en wethouders, en de gemeenteraad. De Reglementen op het bestuur en de Gemeentewet noemden als gemeentelijke functionarissen ook de gemeente-secretaris en de gemeente-ontvanger, functies die vanwege de kleine omvang der gemeente tot ver in de negentiende eeuw door de burgemeester of een wethouder of raadslid werden vervuld. Het ambtelijk apparaat bestond lange tijd slechts uit politiefunctionarissen en de gemeente-arts en -vroedvrouw. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd er ondersteunend personeel ter secretarie aangetrokken. Gendt oefende het bouw- en woningtoezicht en de functie van gemeente-architect uit in gemeenschappelijk verband met de gemeente Huissen of Bemmel.
Van 1941 tot 1945 was de gemeenteraad door de Duitse bezetter ontbonden en werd de gemeente uitsluitend door de burgemeester bestuurd.
Direct na de Tweede Wereldoorlog ontstonden het Grond- en Woningbedrijf, al was de gemeente ook voor 1940 al actief op het gebied der volkshuisvesting. In 1968 kreeg de gemeente een eigen dienst Gemeentewerken. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werden voor het beheer der sportaccommodaties en het sociaal cultureel centrum Lootakkers een Sportbedrijf en de Beheerscommissie Lootakkers ingesteld.
De gemeente Gendt voerde het secretariaat van de Gemeenschappelijke regeling Industrieschap Gendt-Bemmel.
Bron(nen)Boer-Ravestein, Y. de, Huis te Gendt en zijn bewoners, in; Ganita Mare 20e jrg (2013) nr.2 pg 19-24
Boer-Ravestein, Y. de, e.a., Gendt tussen Kraayenbosch en Knienepol: Historische Kring Gente 1983-2013, Amersfoort 2013
Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de Geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland voor de invoering der Gemeentewet van 1851'. Bijdragen en Mededelingen der vereniging Gelre 24 (1921), blz. 1-50.
Meer, Ad van der, en Onno Boonstra, Repertorium van Nederlandse gemeenten vanaf 1812. DANS Data Guide, 2011
Sloet, L.A.J.W., Bijdragen tot de kennis van Gelderland, Arnhem 1852
Schimmelpenninck van der Oijen, Drs C.O.A. baron e.a., Gendt 750 jaar Stadsrechten, Nijmegen 1983
Visser, G., Gendt tussen stad en dorp, Amersfoort 2013
Wolters, dr.J., Gendt aan de Waal. Geschiedenis van een landelijk gemenebest, Arnhem 1987
Kocken, M.J.A.V., Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur : proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851, Den Haag 1973