Gemeente Ewijk (1810-1817)


ArchiefvormerGemeente Ewijk (1810-1817)
Andere namenCommune d'Ewijk (1810-1813)
Mairie d'Ewijk (1810-1813)
Archief752 Gemeente Ewijk
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
RechtsvormGemeente
Datering1810-1817
PlaatsEwijk (1810-1817)
Voorganger(s)Dorpsbesturen Ewijk en Winssen
Opvolger(s)Gemeente Ewijk (1818-1980)
Algemene contextIn 1810 werd Gelderland in etappen geannexeerd door het Franse keizerrijk: het gebied bezuiden de Waal werd in maart officieel aangehecht, de rest volgde pas in juli. Een consequentie hiervan was dat de Waal de grens werd tussen twee nieuw gevormde departementen, in het zuiden dat van de Monden van de Rijn (‘des Bouches du Rhin’ vanaf 24 april 1810) met ’s-Hertogenbosch als hoofdstad, in het noorden dat van de Boven-IJssel (‘de l’Yssel-Supérieur’ vanaf 1 januari 1811) met Arnhem als hoofdstad. Beide departementen kenden eenzelfde indeling in arrondissementen, kantons en communes (gemeenten). De departementen werden geleid door de prefect, geassisteerd door de onderprefecten die de leiding hadden over de arrondissementen. Het laagste bestuursniveau, de commune, werd geleid door de maire (burgemeester) geassisteerd door, afhankelijk van de grootte van de gemeente, één of meer ‘adjoints’ en geadviseerd door de ‘conseil municipal’ (municipale raad of gemeenteraad). De maire was zelf geen lid van deze raad. De gemeentelijke functionarissen werden benoemd door de prefect, die zelf benoemd was door de keizer. Hadden de lokale besturen vóór de invoering van de Franse wetgeving in 1811 nog taken op het terrein van de rechtspraak, vanaf 1811 waren hun taken uitsluitend nog administratief. In feite werden zij vooral geacht wetten en bevelen van hogerhand uit te voeren. Na het vertrek van de Fransen in 1814 werden er een aantal wijzigingen doorgevoerd in de organisatie van het gemeentelijk bestuur. De communes werden voortaan gemeenten en de maires burgemeesters genoemd. In gemeenten die vroeger vrije heerlijkheden waren, kreeg de heer het recht functionarissen voor benoeming voor te dragen. Uit het departement van de Boven-IJssel en stukken van het departement van de Monden van de Rijn werd de provincie Gelderland gevormd, met de Maas als zuidgrens. Hoofdstad van de provincie was Arnhem, waar de gouverneur, later aangeduid als commissaris van de koning(in), zetelde.
Bij de invoering van een nieuw reglement voor de Gelderse plattelandsgemeenten op 1 januari 1818 werd het aantal gemeenten door samenvoeging verminderd.
GeschiedenisDe gemeente werd in 1810 opgericht en behoorde tot het arrondissement Nijmegen. Zij had 736 inwoners in 1811, een aantal dat in 1817 was gedaald tot 733. In 1818 werd zij met de gemeente Winssen samengevoegd tot de (nieuwe) gemeente Ewijk.
Functies, beroepen of activiteitenDe gemeente vervulde taken op het gebied van armenzorg, beheer van gemene middelen, belastinginning, bevolkingsregistratie, brandweer, burgerlijke stand, gezondheidszorg, onderwijs en openbare orde. Zij voerde deze taken uit binnen het kader dat zij zelf stelde en dat van landelijk wet- en regelgeving.
Bron(nen)Adam, H.B.N.B., e.a. Inventaris van de archieven der gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd in Gelderland, 1795-1813. Arnhem, 1982-1983; 7 delen (Gelderse inventarissenreeks, nr. 21).
Beekman, A.A., W.A.F. Bannier en J.W. Welcker. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Republiek in 1795 met de heerlijkheden, ambachten enz. Den Haag, 1913.
Berkel, G. en K. Samplonius. Het plaatsnamenboek: de herkomst en betekenis van Nederlandse plaatsnamen. Houten, 1989.
Blécourt, A.S. de. De organisatie der gemeenten gedurende de jaren 1795-1851. Haarlem, 1903.
Buurman, D.J.G. 'Schets van de opeenvolgende bestuursindelingen in Gelderland vóór de invoering van de provinciale wet van 1850'. Bijdragen en mededelingen der vereniging Gelre 57 (1958), blz. 23-50.
Delhougne, E.M.A.H., e.a. Genealogieën. Nijmegen, 1957-1959; 3 delen.
Gorissen, F. Niederrheinischer Städteatlas/Geldrische Städte, 1. Heft: Nimwegen. Kleef, 1956 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, nr. 51).
Hendriks, H.J.J., M.J. Steenkamer en A.G. Mustert. Nijmegen onder raadpensionaris, koning, keizer en souvereine vorst. Zutphen, 1971 (Geldersche Historische Reeks, nr. 2).
Kocken, M.J.A.V. Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851. Den Haag, 1973.
Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland vóór de invoering der gemeentewet van 1851'. Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven: een keuze uit zijn geschriften. Arnhem, 1977 (Werken der vereniging Gelre, nr. 35), blz. 203-257.
Nillesen, J.A. en J. van den Eijnden. Sociaal-economisch structuuronderzoek der gemeente Ewijk. Arnhem / Nijmegen, 1956.
Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Fransche tijd (1795-1815). Den Haag, 1926.
Roos, T. en J. de. Gemeentehuizen in Gelderland: van Aalten tot Zutphen. Arnhem / Groningen, 1995 (Werken der vereniging Gelre, nr. 46).
Schaïk, R. van. Belasting, bevolking en bezit in Gelre en Zutphen (1350-1550). Hilversum, 1987 (Middeleeuwse studies en bronnen, nr. 6).
Vries, W. de. Bijdragen tot de geschiedenis van het rechterlijk bestel in Gelderland, I: rechtsgebieden gelegen in het kwartier van Nijmegen. Arnhem, 1965 (overdruk uit de Bijdragen en mededelingen der vereniging Gelre 49-60).
[Wagenaar, J.]. Tegenwoordige staat der Verenigde Nederlanden, derde deels, eerste stuk, Gelderland. Amsterdam, 1740.