Gemeente Ewijk (1818-1980)


ArchiefvormerGemeente Ewijk (1818-1980)
Andere namenSchoutambt Ewijk (1818-1825)
Archief751 Gemeente Ewijk
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
RechtsvormGemeente
Datering1818-1980
PlaatsEwijk
Voorganger(s)Gemeente Ewijk (1810-1817)
Gemeente Winssen
Opvolger(s)Gemeente Beuningen (1980-)
Algemene contextVoor de organisatie van het gemeentebestuur werden na het vertrek van de Fransen in 1814 reglementen opgesteld, waarbij een scherp onderscheid werd gemaakt tussen stad en platteland. Voor de plattelandsgemeenten (tussen 1818 en 1825 schoutambten genoemd) rondom Nijmegen trad per 1 januari 1818 een Gelders reglement in werking, in 1825 door een nieuw reglement vervangen. Deze reglementen voorzagen in een gemeenteraad en een college. Het college werd gevormd door de burgemeester (tussen 1818 en 1825 schout genoemd) en één of meer assessoren. De burgemeester werd door de koning benoemd, de gemeenteraad door de gedeputeerde staten en de assessoren vóór 1825 door de gedeputeerde staten en daarna door de gouverneur. De Gelderse plattelandsgemeenten onderhielden geen rechtstreeks contact met het provinciaal bestuur, maar deden dit via een bestuurlijke tussenlaag: zeventien hoofschoutambten, die na 1825 geleidelijk werden vervangen door vijf districten.
De Grondwet van 1848 en de daarop gebaseerde Gemeentewet van 1851 maakten een einde aan de wettelijke verschillen tussen stad en platteland. Iedere gemeente kreeg drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Hiervan was de gemeenteraad het belangrijkste orgaan, waaraan alle bevoegdheden met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding van de gemeente toekwam die niet wettelijk aan één van de beide andere bestuursorganen waren opgedragen. De raadsleden werden voortaan direct gekozen door stembevoegde inwoners, de gemeenteraad koos uit zijn midden de wethouders en de burgemeester werd benoemd door de koning. Alle heerlijke rechten met betrekking tot voordracht van functionarissen vervielen en de districten werden, per 1 januari 1850, afgeschaft. Verder schreef de Gemeentewet iedere gemeente een gemeentesecretaris voor, de hoogste gemeentelijke ambtenaar, die als taak had de drie bestuursorganen te ondersteunen.
Voor de bestuurlijke verhoudingen was de voornaamste ontwikkeling dat het kiesrecht gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw voor een steeds grotere groep inwoners werd opengesteld, totdat in 1917 het algemeen kiesrecht voor mannen werd ingevoerd en in 1919 ook voor vrouwen. In 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd de Gemeentewet bij verordening van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied tijdelijk opgeschort; per 1 september van dat jaar werden alle gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders ontbonden. Hun taken werden verenigd in de persoon van de burgemeester; de wethouders fungeerden daarbij als zijn medewerkers. De oude bestuurlijke verhoudingen werden pas in het najaar van 1945 hersteld.
Na de Tweede Wereldoorlog zette zich een tendens door waarin steeds meer taken van het plaatselijk bestuur op een intergemeentelijk niveau werden geregeld via gemeenschappelijke regelingen tussen (buur)gemeenten. Om het gemeentelijk bestuur efficiënter te maken drongen het Rijk en de provincie aan op het samengaan van gemeenten. In 1980 vond er een gemeentelijk herindeling plaats in het gebied ten westen van Nijmegen.
GeschiedenisDe gemeente ontstond in 1818 door samenvoeging van de gemeenten Ewijk en Winssen. Het aantal inwoners bedroeg in dat jaar 1450. Tussen 1818 en 1850 behoorde de gemeente achtereenvolgens tot het hoofdschoutambt Rijk van Nijmegen en het district Nijmegen. Op 1 juli 1980 fuseerde de gemeente met de gemeente Beuningen tot de (nieuwe) gemeente Beuningen.
Functies, beroepen of activiteitenDe gemeente vervulde taken op het gebied van armenzorg, beheer van gemene middelen, belastinginning, bevolkingsregistratie, brandweer, burgerlijke stand, gezondheidszorg, jeugdzorg, milieubescherming, onderwijs, openbare orde, ruimtelijke ordening, sociale werkvoorziening, vuilophaal, welzijn. Zij voerde deze taken uit binnen het kader dat zij zelf stelde en dat van landelijk wet- en regelgeving. Een deel van deze taken voerde zij in samenwerking met buurgemeenten uit.
Bron(nen)Adam, H.B.N.B., e.a. Inventaris van de archieven der gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd in Gelderland, 1795-1813. Arnhem, 1982-1983; 7 delen (Gelderse inventarissenreeks, nr. 21).
Beekman, A.A., W.A.F. Bannier en J.W. Welcker. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Republiek in 1795 met de heerlijkheden, ambachten enz. Den Haag, 1913.
Berkel, G. en K. Samplonius. Het plaatsnamenboek: de herkomst en betekenis van Nederlandse plaatsnamen. Houten, 1989.
Blécourt, A.S. de. De organisatie der gemeenten gedurende de jaren 1795-1851. Haarlem, 1903.
Borch tot Verwolde-Swemle, E.C. van der. Het huis Doddendael. Overloon, 1977 (Nederlandse Kastelen, nr. 38).
Buurman, D.J.G. 'Schets van de opeenvolgende bestuursindelingen in Gelderland vóór de invoering van de provinciale wet van 1850'. Bijdragen en mededelingen der vereniging Gelre 57 (1958), blz. 23-50.
Delhougne, E.M.A.H., e.a. Genealogieën. Nijmegen, 1957-1959; 3 delen.
Gorissen, F. Niederrheinischer Städteatlas/Geldrische Städte, 1. Heft: Nimwegen. Kleef, 1956 (Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, nr. 51).
Hendriks, H.J.J., M.J. Steenkamer en A.G. Mustert. Nijmegen onder raadpensionaris, koning, keizer en souvereine vorst. Zutphen, 1971 (Geldersche Historische Reeks, nr. 2).
Huurman, P. en A. Ewijk-Winssen in grootmoeders tijd. Zaltbommel, 1986.
Klaver vier boek. [Beuningen, 1980].
Kocken, M.J.A.V. Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851. Den Haag, 1973.
Martens van Sevenhoven, A.H. 'Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland vóór de invoering der gemeentewet van 1851'. Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven: een keuze uit zijn geschriften. Arnhem, 1977 (Werken der vereniging Gelre, nr. 35), blz. 203-257.
Nillesen, J.A. en J. van den Eijnden. Sociaal-economisch structuuronderzoek der gemeente Ewijk. Arnhem / Nijmegen, 1956.
Overvoorde, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de rechterlijke indeeling na 1795. Den Haag, 1915.
Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: de Fransche tijd (1795-1815). Den Haag, 1926.
Ramaer, J.C. Geschiedkundige atlas van Nederland: het koninkrijk der Nederlanden (1815-1931). Den Haag, 1931.
Roos, T. en J. de. Gemeentehuizen in Gelderland: van Aalten tot Zutphen. Arnhem / Groningen, 1995 (Werken der vereniging Gelre, nr. 46).
Schaïk, R. van. Belasting, bevolking en bezit in Gelre en Zutphen (1350-1550). Hilversum, 1987 (Middeleeuwse studies en bronnen, nr. 6).
Volmuller, H.W.J. Nijhoffs geschiedenislexicon: Nederland en België. Den Haag / Antwerpen, 1981.
Vries, W. de. Bijdragen tot de geschiedenis van het rechterlijk bestel in Gelderland, I: rechtsgebieden gelegen in het kwartier van Nijmegen. Arnhem, 1965 (overdruk uit de Bijdragen en mededelingen der vereniging Gelre 49-60).
[Wagenaar, J.]. Tegenwoordige staat der Verenigde Nederlanden, derde deels, eerste stuk, Gelderland. Amsterdam, 1740.