Statie van de Jezuïeten te Nijmegen


ArchiefvormerStatie van de Jezuïeten te Nijmegen
Archief510 Retroacta van de Burgerlijke Stand Nijmegen (RBS)
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingParticulier
Datering1616-1820
PlaatsNjimegen, Molenstraat (1820 -)
Nijmegen, Lage Markt (1616 - 1820)
Voorganger(s)Kapittel en parochie van St. Steven Nijmegen
Opvolger(s)R.K. Parochie Petrus Canisius Nijmegen
Algemene contextIn 1568 begon de Nederlandse opstand tegen koning Phillips II van Spanje. In maart 1579 voegde Nijmegen zich bij de Unie van Utrecht, waarin zich eerder dat jaar de opstandige gewesten Holland, Zeeland, Gelre, Utrecht en de Groninger Ommelanden hadden verenigd. In 1580 braken er in de stad hevige onrusten uit, waarbij kloosters werden geplunderd; de openbare uitoefening van de katholieke godsdienst werd verboden. In 1585 echter verdreven spaansgezinde Nijmegenaren het zogenoemde staatse garnizoen en werd Nijmegen weer katholiek. Hier kwam definitief een eind aan toen graaf Maurits van Nassau, de staatse stadhouder van Gelre, in 1591 op zijn beurt het Spaanse garnizoen verdreef en de stad zich aan hem overgaf. Hiermee was de zogenaamde reductie van Nijmegen een feit en was de stad deel van de in 1588 uitgeroepen republiek. Binnen de stad mocht alleen de gereformeerde religie nog in het openbaar worden uitgeoefend en alle kerkgebouwen werden aan de katholieken ontnomen.
Vanaf 1592 vielen de katholieke activiteiten in de Republiek onder de zogenaamde Hollandse Missie geleid door Sasbout Vosmeer, die de indrukwekkende titel voerde van Metropolitanae Ecclesiae Ultrajectensis vacantis necnon vicinarum Provinciarum Vicarius Apostolicus delegatus (gevolmachtigde Apostlisch Vicarus van de vacante Utrechtse metropolitaankerk en van de aangrenzende gewesten). In deze context werden in Nijmegen na de Reductie vier katholieke ‘statiën’ heimelijk in de stad actief, die van de Jezuïeten, de Dominicanen, de Franciscanen en de Augustijnen.
GeschiedenisNa de Reductie bleven vooral de Jezuïeten in Nijmegen actief, misschien geïnspireerd door Petrus Canisius, hun internationaal befaamde Nijmeegse ordebroeder. Vanaf 1616 waren er structureel twee missionarissen namens de orde in Nijmegen aanwezig. De eerste missionaris die gezonden werd en die we dus als de grondlegger van een vaste Jezuïetenstatie te Nijmegen mogen beschouwen, was de Haarlemse pater Augustinus Bloemert (Blommert). In een paar met elkaar verbonden panden aan de Lage Markt onderhielden de Jezuïeten niet alleen een schuilkerk, maar ook een schooltje voor katholieke kinderen.
Hoewel veel katholieken hun kinderen bij de gereformeerde predikant lieten dopen, werden die vaak eerst door missionarissen als Bloemert thuis op katholieke wijze van dit sacrament voorzien. Eind 1618 kreeg Bloemert hulp van pater Engelbert d’Hollander, die rapporteerde dat er destijds 2300 katholieken in Nijmegen waren en dat hij al elf protestantsche burgers tot de moederkerk had teruggebracht. In 1622 werd Bloemert opgevolgd door pater Antonius de Greef. De Staten hadden inmiddels bij een nieuw streng plakkaat bevolen “dat geene Jesuyten nochte Priesters, Papen, Monniken of andere geordende personen mochten in de Vereenighde Nederlanden en geassocieerde plaetsen komen ofte verblyven”. Rond 1625 meldde De Greef echter dat er sinds de Reductie nog nooit zo vruchtbaar onder de katholieken gewerkt had kunnen worden, waarvoor hij als bewijs het dopen van 86 kinderen en het uitreiken van 3627 Heilige Communiën aanvoerde.
In 1672 veroverden de Franse troepen van Lodewijk XIV Nijmegen, dat zo weer enige tijd katholiek werd, maar in 1674 kwam aan deze bezetting een eind. Nijmegen was opnieuw gereformeerd, maar de tijd van actieve vervolging van de katholieke kerk was voorbij. In 1721 kwam een eind aan de uitsluiting van katholieken van het burgerrecht, al moesten zij voor dit recht minstens 100 rijksdaalders neertellen (voor protestanten was dit 25 gulden). Eerst vanaf de revolutionaire tijd aan het einde van de achttiende eeuw zouden de katholieken weer volwaardige burgers worden en weer rechten op hun oude gebouwen kunnen laten gelden. De stichting door Napoleon van het Koninkrijk Holland in 1806 leidde tot de teruggave van kerkgebouwen aan katholieken, waar zij -zoals in Nijmegen- de meerderheid van de bevolking uitmaakten. Omdat de protestantse bovenlaag echter niet genegen was de Stevenskerk uit handen te geven, moesten de katholieken volgens een decreet uit 1808 genoegen nemen met de kleinere Broerenkerk en Regulierenkerk. Deze laatste viel toe aan de Jezuïeten, bij gebrek aan belangstelling van de andere orden.
In 1820 verdeelde bisschop Van Velde de Melroy de katholieke gemeente Nijmegen in vier parochies en verhief de bestaande missiekerken tot parochiekerken, waarmee feitelijk een eind kwam aan de statie. Pas in 1820 ook verlieten de Jezuïeten de Lage Markt en betrokken de St. Ignatiuskerk aan de Molenstraat (voorheen de St. Catharinakerk der Reguliere Kanunniken van de Heilige Augustinus, de Regulierenkerk). In 1853 volgde het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie en kwam er een einde aan de Hollandse Missie.
Functies, beroepen of activiteitenDe voornaamste taak van de missie-geestelijken bestond uit de zielzorg voor de in Nijmegen verblijvende katholieken.
Bron(nen)Meijer, G.A. o.p.; Dominikaner Klooster en Statie te Nijmegen; Nijmegen, 1892
Meijer, G.A. o.p.; Katholiek Nijmegen; Nijmegen, 1904
Schevichaven, HDJ van; Oud-Nijmeegens Kerken, Kloosters, Gasthuizen, Stichtingen en Openbare gebouwen; Nijmegen, 1909
Hoeck s.j., F. van; De Jezuïeten te Nijmegen; ’s-Hertogenbosch-Antwerpen; 1921
Keulen, J. s.j.; Bijdragen tot de geschiedenis van Nijmegen; Nijmegen, 1942
Begheyn, P. s.j.; De Jezuïeten in Nijmegen; Nijmegen, 1991
Kuys, J. en Bots H.; Nijmegen, Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, deel 2; Nijmegen, 2005