Gemeente Huissen


ArchiefvormerGemeente Huissen
Andere namenSchoutambt Huissen (1818-1825)
Archief1286 Gemeente Huissen
1287 Gemeente Huissen
1327 Gemeente Huissen
Soort entiteitOrganisatie
Type instellingOverheid
Rechtsvormoverheid
Datering1816-2000
PlaatsHuissen
Voorganger(s)stad Huissen
Opvolger(s)Gemeente Lingewaard
GeschiedenisDe oorspronkelijk Kleefs-Pruisische stad en de ambten Huissen en Malburgen kwamen in de lente van 1816 bij het Koninkrijk der Nederlanden, provincie Gelderland. Huissen werd niet als stad erkend. Het Reglement voor het platteland van Gelderland stelde per 1 januari 1818 het schoutambt Huissen in.
De eerste schout van Huissen was Jeremias Pilgrim. Pilgrim was al in 1814 zijn vader Johan Pilgrim opgevolgd als burgemeester van Huissen. Hij bekleedde het ambt tot januari 1850. Twee raadsleden, de assessoren, assisteerden de schout bij de waarneming van zijn functie. Hendrik Veeren, telg uit een oude familie, en Cornelis van Erpers Roijaards, grootgrondbezitter en eigenaar-bewoner van het voorname huis Het Kasteel op het terrein van de afgebroken voormalige Kleefse burcht, waren in 1818 de eerste assessoren van het schoutambt (Van Hemmen, 2004 p.13).
Het schoutambt Huissen behoorde tot het hoofdschoutambt, vanaf 1825 het district, Over-Betuwe. In 1830 werd Over-Betuwe verenigd met de districten Tielerwaard, Buren en Culemborg en Neder-Betuwe. Van 1837 tot 1850 behoorde Huissen tot het district Nijmegen. Alle correspondentie van plattelandsgemeenten met de provincie diende via de hoofdschouten, vanaf 1825 districtscommissarissen te gaan. Steden konden rechtstreeks met de provincie in contact treden. Met de invoering van de Gemeentewet in 1851 verviel het onderscheid tussen stads- en plattelandsgemeenten en werden de districten opgeheven.
De gemeenteraad stond vanaf 1851 aan het hoofd van de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders vormde het dagelijks bestuur. De koning benoemde de burgemeester als derde bestuursorgaan in de gemeente. De raadsleden werden niet langer benoemd door de provincie, maar gekozen door stembevoegde inwoners.
De eerste openbare vergadering van de Huissense gemeenteraad na invoering van de Gemeentewet vond plaats op 9 september 1851, onder leiding van burgemeester Johannes Pilgrim, die in het jaar daarvoor zijn vader Jeremias was opgevolgd. In 1851 voldeden op een bevolking van zo’n 3000 inwoners 144 mannen aan de wettelijke vereisten voor het kiesrecht. Van de elf in 1851 gekozen raadsleden was er één protestant. Ook burgemeester Pilgrim was protestant (Van Hemmen, 2004, p. 39-40). Met de benoeming van C.T. Kolfschoten kreeg Huissen in 1868 haar eerste katholieke burgervader. De verkiezingen van 1923 brachten J. Buijing-Vedder als eerste vouw in de gemeenteraad. Tussen september 1941 en het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders ontbonden (Verordeningenblad van 11 augustus 1941 nr. 152). Hun taken gingen over op de burgemeester. De wethouders werden zijn medewerkers. Van september 1944 tot april 1945 was Huissen frontgebied. De stad liep, onder andere door een zwaar bombardement in october 1944, zware schade op. De bevolking moest worden geëvacueerd en het gemeentebestuur functioneerde slechts bij noodmaatregelen. De eerste gemeenteraadsvergadering na de oorlog vond 22 november 1945 plaats. De gemeenteraad werd na 1945 uitgebreid tot dertien leden.

Al voor 1940 waren er plannen van de gemeente Arnhem om aan de zuidkant van de Rijn uit te breiden en daarbij ook het Huissense Malburgen in te lijven. Dit leidde in 1953 tot een grenscorrectie en tenslotte in 1966 tot de overgang van geheel Malburgen naar Arnhem. In 1968 trad Huissen toe tot het stadsgewest Nijmegen. De druk van de steden Arnhem en Nijmegen op het gebied tussen Rijn en Waal leidde in 1991 tot het zogenaamd ‘Pact van Doornenburg’. Huissen poogde met andere Overbetuwse gemeenten in het zogenaamd Overbetuws Overleg een alternatief te ontwikkelen voor de woningbouwplannen van Arnhem en Nijmegen in de Overbetuwe. Het Pact van Doornenburg hield geen stand, waarna in 1995 de plannen voor het vormen van grotere gemeenten en een gemeentelijke herindeling in de Overbetuwe in een stroomversnelling kwamen. Huissen zocht toenadering tot Bemmel en Gendt. Dat mondde per 1 januari 2001 uit in een samenvoeging van die gemeenten. In 2001 en 2002 was de naam van de nieuwe gemeente nog ‘Fusiegemeente Bemmel’ en zelfs heel even ‘gemeente Lingestad’, maar vanaf 1 januari 2003 werd de naam ‘gemeente Lingewaard’.

In 1818 beschikte het nieuwe schoutambt over een oud en verwaarloosd gemeentehuis aan de Markt, dat in 1830 grotendeels werd afgebroken. Vanaf dat jaar functioneerden de woningen van de burgemeestersfamilie Pilgrim als gemeentehuis. In 1865 overleed de laatste burgemeesterstelg uit dit geslacht en besloot de raad tot de bouw van een nieuw gemeentehuis. Op 3 december 1867 kon het nieuwe gebouw aan de Markt in gebruik worden genomen. Dit karakteristieke neoclassicistische pand huisvestte, met enige aanpassingen, de gemeentelijke organisatie tot 1938. In dat jaar verhuisde de gemeente naar huis en erf van Huize Altena, de voormalige woonstee van de overleden burgemeester Helmich. Het gemeentehuis kreeg zo een plaats tussen de oude kern Huissen-stad en het groeiende Huissen-Zand. Door oorlogsschade kon Huize Altena tussen 1944 en 1948 niet als gemeentehuis gebruikt worden. Het gemeentebestuur maakte toen onder andere gebruik van kloosterlocaties in de stad. Na het herstel bleef Huize Altena aan de Helmichstraat tot 1977 in gebruik. Van 1977 tot de opheffing van de gemeente in 2001 was het gemeentehuis gevestigd in de Langekerkstraat. De oude Antoniuskleuterschool werd ingericht als raad- en trouwzaal en het tegenoverliggende kloostercomplex als kantoor voor ambtenarij en bestuur. In 1993 werd de huisvesting op deze locatie uitgebreid met het kloostercomplex van de Zusters van Heijthuizen en met nieuwbouw naast de raadzaal. Bij een verbouwing voor publieksdoeleinden is de voormalige Sint Antoniuskapel in het raadhuis opgenomen. De raadzaal bleef na de fusie met de gemeenten Bemmel en Gendt in gebruik door de nieuwe gemeente Lingewaard. Het gemeentekantoor bleef tot 2012 als locatie-vestiging van de gemeente Lingewaard in functie. In dat jaar verhuisden de gemeentelijke burelen naar nieuwbouw in Bemmel.

Lijst van Burgemeesters;
1818-1850 J.J.E.Pilgrim (tevens gemeente-secretaris)
1850-1865 J.A.T. Pilgrim (tevens gemeente-secretaris)
1865-1867 C. Vemer
1867-1876 C.T. Kolfschoten
1877-1886 P.J. Masion
1887-1893 A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst
1893-1934 W. M. Helmich
1934-1947 C.M.J. Dony
1947-1966 F.T.C.M. Terwindt
1967-1972 A.H. Stadhouders
1972-1978 H.J.J Aalders
1978-1992 C.A. van Wiggen
1992-2000 R.J. Persoon

Lijst van gemeentesecretarissen;
1818-1850 J.J.E.Pilgrim (tevens burgemeester)
1850-1865 J.A.T. Pilgrim (tevens burgemeester)
1865-1870 J. van den Boogaerd
1870-1875 J. van Woezik.
1875-[1897] J. Alberse
[1897-1914] W. Overmars
[1914]-1934 Van Dort
1934-1937 J. Klarenbeek
1937-1965 F. van Dort
1966-1969 T. Salemans
1969-1989 P.Elfrink
1989-1999 W.Lukassen
Functies, beroepen of activiteitenDe belangrijkste taak van het gemeentebestuur was het maken van keuzes in zaken waarover ze zelfstandig mocht beslissen. Ze voerde landelijk en eigen beleid uit. Daarnaast was de gemeente belast met de uitvoering van landelijke wetten, het zogenaamde 'mede-bewind. Na 1851 werden de taken van de gemeenten aanzienlijk uitgebreid, onder meer op het gebied van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, onderwijshuisvesting, milieu, Hinderwet, maatschappelijke ondersteuning en bijstandsverlening.
Structuur of genealogieVanaf 1818 kende de gemeentelijke organisatie personeel zoals bodes, veldwachters, nachtwakers, een stadsomroeper, onderwijzers, een geneesheer en een veearts. De burgemeesters Pilgrim vervulden ook de functie van gemeentesecretaris. Een raadslid was enige tijd gemeenteontvanger. In 1865 werd de eerste gemeentesecretaris benoemd. Het personeel van de secretarie bestond tot in de jaren dertig in de twintigste eeuw grotendeels uit volontairs. Nadien nam het aantal taken toe, groeide de organisatie en vond er afdelingsvorming plaats. Zo kende de organisatie op het gemeentehuis in 1956 de afdelingen Algemene Zaken, Financiën, Bevolking, Burgerlijke Stand, Sociale Zaken en Interne Zaken. In 1905 stelde de gemeente een opzichter in het kader van de Woningwet 1901 aan. Uit zijn werkzaamheden ontstond gaandeweg de dienst Gemeentewerken De dienst werkte gedurende enige tijd voor 1945 ook voor de gemeente Gendt. In 1981 werd de dienst Gemeentewerken een afdeling binnen de gemeentelijke organisatie.
Van 1868 tot 1967 kende Huissen een Gemeentespaarbank.
Voor de elektrificatie van de gemeente werd in de jaren twintig van de twintigste eeuw een gemeentelijk elektriciteitsbedrijf opgericht, dat echter al snel opging in het provinciaal bedrijf. In 1924 bouwde de gemeente de eerste woningen voor eigen rekening.De naoorlogse woningnood leidde pas in 1946 tot de oprichting van een gemeentelijk Woningbedrijf. Dit bedrijf werd in 1984 opgeheven. Met het oog op grote geplande uitbreidingen van Huissen werd in 1967 een Grondbedrijf ingesteld dat tot 1998 heeft bestaan.
Bron(nen)Buurman, D.J.G., 'Schets van de opeenvolgende bestuursinstellingen in Gelderland voor de invoering van de provinciale wet van 1850'. Bijdragen en Mededelingen der vereniging Gelre / 57 (1958), blz. 25-30
Hemmen, F. van, Zwaan op woelige baren. Historische schets van de Gemeente Bemmel, 1818-1999, Bemmel 2004
Kocken, M.J.A.V., Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur: proeve van en geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851, Den Haag 1973.
Martens van Sevenhoven, A.H., Schets van de Geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland voor de invoering der Gemeentewet van 1851, in; Gelre. Bijdragen en Mededelingen, deel XXIV, Arnhem 1921. p. 1-50
Sloet, L.A.J.W., Bijdragen tot de kennis van Gelderland, Arnhem 1852.
Meer, Ad van der, en Onno Boonstra, Repertorium van Nederlandse gemeenten vanaf 1812. DANS Data Guide, 2011.
Zweers, Drs. J.H.F. en Dr. E.J.Th.A.M.A. Smit, Geschiedenis van Huissen, Huissen 2000